Geïndustrialiseerd district op de rechter Scheldeoever ten zuiden van Antwerpen, ten westen van Wilrijk en ten noorden van Hemiksem; met een oppervlakte van 1.067 hectare en 33.231 inwoners (1991). Aanvankelijk polders of lage gronden ten westen aan de Schelde, heide en bos of hoge gronden ten oosten; thans respectievelijk ingenomen door industrievestigingen en dicht bebouwde woonwijken.
In 1135 reeds vermeld als zelfstandige parochie, vermoedelijk afgescheiden van Wilrijk. De heerlijkheid Hoboken was vanaf de 13de eeuw tot in de 16de eeuw in het bezit van de heren van het Land van Rumst, met name de families van Perwijs, van Vianden (13de eeuw), van Coucy, van Béthune (14de eeuw), van Bar, van Luxemburg (15de eeuw) en van Nassau. In 1559 door Willem van Oranje, samen met het Land van Rumst, verkocht aan Melchior Schetz; zijn afstammelingen -grondheren van Hoboken tot op het einde van het Ancien Régime- werden in 1600 verheven tot baron en droegen vanaf 1617 de naam d'Ursel, in 1683 kregen ze de titel van graaf en in 1717 die van hertog. Evenals de rest van de Antwerpse regio kende Hoboken tijdens de 16de eeuw een periode van plundering en verwoesting met onder meer het platbranden bij het beleg van Antwerpen (1583-1585), het onder water zetten van de Hobokense polder (1582-1584) en de plundering door Hollandse troepen.
Tot circa 1870 was Hoboken een landelijk gebied met landbouw en veeteelt, aanvankelijk voornamelijk op de poldergronden; de heide- en bosgronden werden ontgonnen vanaf de tweede helft van de 18de eeuw. Naast de traditionele bedrijven en ambachten was er voorts enige baksteennijverheid (16de eeuw en laatste kwart 19de eeuw) en havenactiviteit (vanaf 16de eeuw tot begin 20ste eeuw); dit laatste aan de zogenaamde Kille, een natuurlijke inham van de Schelde ter hoogte van de Kapelstraat, in de 16de eeuw uitgegraven tot een bruikbare binnenhaven, doch na verzanding in de 19de eeuw, afgesloten in 1925. De Kapelstraat vormde van oudsher de verbinding tussen deze Kille en de hoger gelegen gronden rondom de kerk en de dorpsplaats. Het grondgebied werd voornamelijk gekarakteriseerd door verspreide hoeven en vanaf de 17de eeuw door talrijke lusthoven, volgens het meetboek van landmeter Stynen (1782) waren er te Hoboken een 25-tal kasteeltjes, waarvan de vier nog bestaande (Broydenborg, Gravenhof, Meerlenhof en Sorgvliedt) thans eigendom zijn van het district. Het in 1790 gesloopte kasteel van de grondheren zogenaamde "Hof van Brabant" lag in het centrum en was door een dreef verbonden met de kerk; ten oosten hiervan in de Kapelstraat (ter hoogte van de Grotebaan) was van 1657 tot 1784 het klooster van de brigittenorde met de kapel van het Heilig Kruis waar het miraculeuze beeld vereerd werd van de zogenaamde "Zwarte God", volgens de legende in 1180 aangespoeld aan de Kille (zie opschrift boven straatnaambord H. Putstraat). Enige concentratie van bebouwing was er alleen op de scheiding tussen hoge en lage gronden. In het zuiden van Hoboken werd Fort VIII opgericht als laatste fort van de vooruitgeschoven verdedigingslinie (1860-1868) rond Antwerpen. Na 1870 groeide het landelijke polderdorp in snel tempo uit tot een dicht bebouwd industriecentrum zodat reeds begin 20ste eeuw alle grote hoeven verdwenen waren. Aanzet tot deze economische ommezwaai was de vestiging van industrieën bevorderd door de vrijmaking van de Schelde (1863); voornamelijk de Cockerill-scheepswerf (1873), een wolkammerij (1885-1970) en een ontzilveringsfabriek (1887) bepaalden in sterke mate het huidige uitzicht van het district. In het noordwesten werd in 1896, 1900 en 1930 grondgebied afgestaan aan Antwerpen voor de zuidelijke havenuitbreiding en de petroleuminstallaties. De toenemende industrialisering ging gepaard met een bevolkingsexplosie die een stilstand kende tijdens de economische crisis als eindpunt van de hoogconjunctuur van de periode 1920-1930. Naarmate de bevolking aangroeide werden straten geopend, verbreed en gekasseid en verschenen nieuwe woonwijken, aanvankelijk vooral ten noorden van het centrum. De spoorlijnen aangelegd in de jaren 1877, 1878 en 1879 bakenen als het ware het woongebied aan drie zijden af met ten westen hiervan van noord naar zuid: poldergebied met recente woonzone (Polderstad), industriepark, N.V. Boelwerf Hoboken (voordien Cockerill Yards) en Metallurgie Hoboken-Overpelt. De aansluitende tuinwijk Moretusburg (eerste helft 20ste eeuw), tussen het industriegebied en de spoorlijn, werd genoemd naar het laat-classicistische kasteel van 1825 ter plaatse van recente installaties van de "Metallurgie", na verkoop aan de N.V. Le Progrés industriel et commercial (1898) werd het, aanvankelijk omgevormd tot café-hotel-restaurant, na leegstand gesloopt in 1979. Centrum gevormd door een langgerekt plein met aan noordzijde de kerk, omgeven door recente woonwijken uit het derde kwart van de 20ste eeuw met eengezinswoningen, villa's en hoge bouw. Ten noorden van de Antwerpsesteenweg bebouwing uit het vierde kwart van de 19de eeuw (onder meer enkele landhuizen zoals Leopoldlei nummer 96, Steynstraat nummer 140) en uit de 20ste eeuw. Naast de sociale woonwijken Heike (1922-1965) en Moretusburg (1921-1965) werden vanaf 1950 achttien nieuwe woonwijken gerealiseerd door de regie van het grondbeleid, maatschappijen voor sociale woningbouw en privé-ondernemingen. Deze wijken zoals Stuyvenberg (1954-1960), Vinkenvelden (1953-1970), Nachtegalenhof (vanaf 1960-1961), Klein Heide (vanaf 1970), Meerlenhof (vanaf 1952), Portugezenhof (vanaf 1965), Zwaluwenhof (vanaf 1972) en Hertogvelden (vanaf 1974) liggen verspreid over het hele grondgebied en omvatten één- en meergezinswoningen, villa's en kruisvormige torengebouwen (Klein Heide en Vinkenvelden) die, samen met de industriële installaties (voornamelijk de portaalkranen van de scheepswerven) de sky-line van het district bepalen. Eén van de recentste projecten, gestart in 1974, is de noordwestelijk-gelegen wijk "Polderstad" met het natuurgebied Polderbos aan de Schelde, een industriezone (in het zuidwesten), een centrale woonzone en een sportzone (ten oosten). De noordoostelijke wijk "De Zwaantjes" (grens Antwerpen) vroeger zogenaamde "Heide", wordt gesymboliseerd in het stalen beeld (1989) van J. Verleije (Sint-Bernardsesteenweg/Antwerpsesteenweg). Opvallend in het straatbeeld zijn de talrijke scholen, veelal met vrij recente gebouwen; oudere schoolgebouwen uit het eerste kwart van de 20ste eeuw in de Onderwijzersstraat nummers 7-9 (zogenaamd "Molenschool"), op de wijk Moretusburg (Maalbootstraat) en in de Lageweg nummer 141 (Stedelijke Muziekacademie); imposant is de inplanting van het Don Bosco Technisch Instituut en de Katholieke Industriële Hogeschool (Salesianenlaan nummers 1 en 30)) waarvan de diverse vleugels (vanaf 1946-1947) de noordzijde van de straat innemen. De begraafplaats van Hoboken ligt ten noordoosten van deze school. Verder dient vermeld dat ook de stedelijke begraafplaats Schoonselhof deels op het grondgebied Hoboken ligt (zie Wilrijk, Schoonselhof).
Gemeente-archief Hoboken, Foto-archief.
COREMANS R.De straten en straatnamen van Hoboken, Hoboken, 1991.
CRAEYBECKX H., District Hoboken, in Antwerpen, XIX, nr. 1, maart 1983.
DIERCKX H., Geschiedenis van Hoboken, Antwerpen, 1954.
[DIERCKX H.], Hobeuchen-Hoboken 1135-1985 in oude prentkaarten, Antwerpen, 1985.
DUBOIS H., Hoboken in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1972.
Geschiedenis van Hoboken, Hoboken, 1982.
Hoboken, prognose van een gemeente, Documentatie, 60, 1980.
Kastelen te Hoboken, Brochure uitgegeven door het District Hoboken, 1990.
Milieuhinderkaart van Hoboken. Weergave van de evolutie van de industriële inplanting in Hoboken, Brochure leefmilieudienst, december, 1983.
S.M. Beter Wonen. Verwezenlijkingen en vooruitzichten betreffende de sociale woningbouw te Hoboken, s.l., 1970.
VAN DE VOORDE H., Enkele aspecten van de Hobokense geschiedenis ronde de eeuwwisseling 1893-1911 Brussel, 1965.
Wandelen in Hoboken, Brochure van de Informatiedienst district Hoboken, 1985.
Zo was het. Korte Historiek van Hoboken, Brochure uitgegeven door de Voorlichtingsdienst Gemeente Hoboken, 1979.
Bron: KENNES H., PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. & HIMLER A. 1992: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nd, Brussel - Turnhout. Auteurs: Steyaert, Rita Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)