Landelijke gemeente ten zuidoosten van Antwerpen, grenzend aan Lier; oppervlakte van 676 hectare en 1.625 inwoners in 1976. Gevoegd bij Boechout sinds fusie van 1977.
De Berthouts van Berlaer bezaten 2/3 van het grondgebied Vremde, dat op zijn beurt geplaatst stond onder de soevereiniteit van de Berthouts, heren van Mechelen.
Vremde bezat echter een eigen administratief, feodaal en cijnsstelsel. De Sint-Baafsabdij te Gent kwam waarschijnlijk door ruil in 1003 in bezit van de "villa Vremde" met kerk en het bos "Bunninggerotha", zodat de abdij er twee hoeven bezat in de 14de eeuw. In 1236 schonk Gillis II Berthout, heer van Berlaer, aan de abt van Villers gronden te Vremde, Milligem, Broechem en Ouwen (Grobbendonk) met als voorwaarde dat er in een van deze plaatsen een klooster zou opgericht worden behorend tot de orde van Cîteaux. De hoge gerechtigheid bleef in handen van de erfgenamen van Gillis II, terwijl de lage en middele gerechtigheid berustte bij de abdij. Dit klooster verrees te Vremde in 1237, toegewijd aan Heilige Bernardus. De gronden waren echter zeer moerassig waardoor het klooster in 1246 naar Hemiksem overgebracht werd. Wouter Berthout eiste dat in de schuur zogenaamd "de Burcht" een altaar zou blijven om er missen te celebreren. Op de grond van de voormalige abdij werd een kapel opgericht. De goederen van de Sint-Bernardsabdij waren verbonden aan de "Groote Hoeve" of het "Groot Chynshof". Later werden daaruit de "Linde Hoeve" en de "Venne-straet Hoeve" gesplitst. Verder bezat de abdij nog de "Reigersmolen" met afhankelijkheden.
Heerlijkheid Vremde vanaf 1329 in handen van hertogin Mathildis van Gelderland, dochter van Floris Berthout, heer van Mechelen. Achtereenvolgens in bezit van familie van Ranst (1382), familie Kerman (1421), Bau (1513), Rommerswael (1560) en Van der Gracht (1604). Baronie in 1660 ten voordele van Jan Fredericus Van der Gracht. Op rechterlijk gebied afhankelijk van de schepenbank van Hof van Befferen en het patronaat van de kerk hoorde toe aan de abt van Sint-Aubertus te Kamerijk.
De dorpskern met driehoekig plein en kerk, is gelegen aan de kruising van drie voorname wegen, namelijk Broechemsesteenweg, Reigersmolenstraat en Weverstraat. De eigenlijke dorpsbebouwing strekt zich uit in een kleine straal rondom de kerk langs de weg naar de vroegere molen (Reigersmolenstraat); Boomkensstraat met pastorie, en gedeeltelijk langs de Weverstraat. Nieuwe woonwijken ten noorden van het dorpsplein en aan Weverstraat. Overige oppervlakte van de gemeente benomen door agrarisch gebied met weiland en tuinbouw.
Hier is de bebouwing geconcentreerd aan de grote verbindingswegen.
- BELLOY A., Vremde, in Heemkundig handboekje voor de Antwerpse randgemeenten, XV, 1963 nr. 4.
- DE LATTIN A., Omzwervingen in de provincie Antwerpen. Het labeurgewest bezuiden Antwerpen, tot aan de Nete, 1953, p. 63-64.
- [DONNET F.], Inventaris der kunstvoorwerpen in de openbare gestichten bewaard, dl. VI, Antwerpen, 1912, p. 940-943.
- JACOBS J., De heren van Vremde, 1970 (onuitgegeven nota).
- SLEDSENS A., Nog enkele gegevens over Vremde, in Heemkundig handboekje voor de Antwerpse randgemeenten, XIII, 1965, nr. 2.
- VAN BERCHEM R., La terre et seigneurie de Ranst en Brabant. Morcellements et féodalisation, Genève, 1971, p. 253-284.
- VERHULST A.E., De Sint-Baafsabdij te Gent en haar grond bezit (VIIe-XIVe eeuw). Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten van België, Brussel, 1953, p. 525-541.