Verstedelijkte gemeente (26.534 inwoners in 1983 en 778 ha), in periferie van Antwerpen, gelegen aan de spoorweglijn Antwerpen-Brussel en op het kruispunt van de banen van Antwerpen naar Mechelen (Brussel) en Lier. De gemeente wordt doorsneden door diverse spoorlijnen: elektrisch dieptespoor Antwerpen-Brussel (gegraven in 1933-35), lijnen Antwerpen via Lier naar Herentals (Turnhout) en Aarschot; van de ringspoorweg (eerste kwart 20ste eeuw) rond Antwerpen rest alleen nog de verhoogde spoorwegberm (bestemd voor snelverkeer of speelterrein). Het noordoostelijk deel van deze voorts dicht bebouwde gemeente is niet verkaveld (onmiddellijke nabijheid van de luchthaven van Deurne). Nagenoeg in het midden van de gemeente ligt Fort IV (1860-64) van de fortengordel rond Antwerpen.
Op grondgebied van het huidige Mortsel, gelegen aan de Romeinse heirbaan vanuit Bavai via Asse en Rumst naar Utrecht, was reeds een zekere bewoning in de Romeinse tijd, op de "Steenakker" stond nog eind 2de eeuw een omwalde hoeve met een grote driebeukige schuur (zie archeologische vondsten). Het Frankische landbouwbedrijf "villa Tishengien", "Diezegem", sinds de 7de eeuw (?) afhankelijk van de abdij van Lobbes (Henegouwen, zie de legende van Sint Reinhildis) omvatte de huidige gemeenten Mortsel, Hove en Edegem. Wellicht ontstond in de 10de of 11de eeuw een nieuw centrum "Mortsel" ten zuiden van een hoeve van de villa Diezegem; lange tijd was dit slechts een kapel (zie Sint-Benedictuskerk) tot 1158 afhankelijk van de moederkerk te Kontich. Vanaf 1387 was Mortsel als afzonderlijke heerlijkheid in handen van de heren van Cantecroy. Hoe en wanneer Cantecroy (noord van de gemeente) ontstaan is uit en/of naast het goed Diezegem is niet geweten. Zijn grootste bloei kende Cantecroy onder Antoine Perrenot, kardinaal Granvelle, die het goed vergrootte met de zogenaamde "cardinaelsdorpen". In 1570 werden al die leengoederen (Mortsel, Edegem, Luithagen, Boechout, Borsbeek, Hove, Vremde, Kontich, Waarloos, Reet en Aartselaar) gebundeld tot een graafschap Cantecroy. Tijdens de troebelen van de tweede helft van de 16de eeuw en in het eerste kwart van de 17de eeuw viel het graafschap uiteen. Omwille van z'n strategische ligging op het kruispunt van belangrijke toegangswegen naar Antwerpen werd Mortsel vanaf de 16de eeuw tot circa 1830 nagenoeg doorlopend getroffen door verwoestingen, plunderingen, troepentransporten en gevechten.
In 1585 (val van Antwerpen) was Mortsel bijna volledig ontvolkt en platgebrand (1583). Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de gemeente zwaar getroffen door een luchtaanval op 5 april 1943 en door V-bommen in 1944-45.
Tot circa 1900 was Mortsel een landbouwgemeente die bestond uit de gehuchten Luithagen ten westen, Oude-God (middendeel) en Mortsel-Dorp ten zuidoosten. Toch waren er sinds de 16de eeuw al drukke wijken met ambachten en neringen als gevolg van de ligging van de gemeente aan de banen naar Lier en Mechelen-Brussel.
De gemeente had een voornamelijk landelijk uitzicht met woonkernen in de drie gehuchten, enkele kastelen (Koeisteert, Cantecroy, Ten Dorpe, Ter Varent) en hoeven (onder meer zogenaamd "Schranshoeve" en "Diezegemhoeve"). Omtrent de eeuwwisseling vestigden zich verscheidene industrieen te Mortsel onder meer Fotoprodukten Gevaert en autofabrieken Minerva (laatst genoemde stilgelegd in 1937), ten gevolge hiervan kende de gemeente een grote bevolkingstoename en groeiden de drie gehuchten aaneen tot een agglomeratie aan de transitobaan Antwerpen-Mechelen-Brussel. Vele huizen uit die tijd waren opgetrokken uit hout, vermits het verboden was binnen een bepualde afstand (585 m) rondom militaire versterkingen (Forten IV en V en Redoutes) stenen gebouwen op te trekken, overblijfselen hiervan zijn de villa's Mechelsesteenweg nummers 52 en 54, Statielei nummer 20 en de houten huisjes Lindenlei nummers 6 en 8. De bebouwing van Mortsel dateert voornamelijk uit de 20ste eeuw: eerste kwart 20ste eeuw, de periode tussen de twee wereldoorlogen en derde kwart 20ste eeuw (wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog, onder meer zware bombardementen van 10 mei 1940 en 5 april 1943). De gemeente kent ook vele recente verkavelingen onder meer "Hof van Rieth", wijken "Ten Dorpe", "Cante croy" en "Savelkoul". Van de oudere bebouwing resten slechts enkele gebouwen onder meer de Sint-Benedictuskerk, kastelen Cantecroy, Ter Varent en Ten Dorpe, de hoeven "De Schrans" en "Diezegem".
Kerkelijk bestaat Mortsel uit vijf parochies: Sint-Benedictus in Mortsel-Dorp, Heilig Kruis op Oude God, Sint-Lodewijk in het noorden van de gemeente, Sint-Jozef in het oosten en Sint-Bernadette op het Hof van Rieth (zuidwesten).
De privé-woningbouw te Mortsel kan men qua stijl verdelen in enkele grote groepen:
1) Zeer vele enkelhuizen van twee à drie traveeën en twee of drie verdiepingen, uit het eerste kwart van de 20ste eeuw met kleurige bakstenen lijstgevels, verlevendigd met banden en paneelwerk, soms verhoogd met topgeveltjes of geaccentueerd door balkon of erker, diverse muuropeningen; vaak gedateerd. Uitzonderlijk neoclassicistische enkelhuizen van twee à drie traveeën en twee verdiepingen met bepleisterde en beschilderde lijstgevels op een arduinen plint, uit de eerste helft van de 20ste eeuw.
2) Arbeiderswoningen van twee traveeën en een of twee verdiepingen onder platte daken of zadeldaken, te dateren in het eerste kwart van de 20ste eeuw. Bakstenen, soms beschilderde, lijstgevels met rechthoekige of getoogde muuropeningen.
3) Sociale woningbouw uit de eerste helft van de 20ste eeuw. 4) Verscheidene alleenstaande woningen in een soort van landelijke villastijl, uit laatste kwart 19de eeuw en eerste kwart 20ste eeuw.
5) Moderne woningbouw in Nieuwe Zakelijkheid uit tweede kwart 20ste eeuw; zeer vele één- en meergezinswoningen, laatst genoemde vooroamelijk in nieuwe wijken zoals Cantecroy en Savelkoul, uit het tweede kwart van de 20ste eeuw.
- CROUX H., Onuitgegeven nota's.
- CROUX H., Zo was... Mortsel, Antwerpen, 1973.
- DE BOE G., De Gallo-romeinse nederzetting op de Steenakker te Mortsel, in Jaarboek van de Mortselse Heemkundige Kring, V, 1966.
- DE CANNIERE, Een romeins gebouw te Mortsel, in Jaarboek van de Mortselse Heemkundige Kring, IV, 1966, p. 4-12.
- DIERCKX H., Geschiedenis van Mortsel, Mortsel, 1961.
- DIERCKX H., Hoboken en Mortsel in hun relatie met Antwerpen, in Synopsis van het Colloquium van 17 oktober 1981 in de UFSIA - Antwerpen, Verleden en Toekomst van Antwerpen, p. XI - X5.
- DIERCKX H., Mortsel van landbouwdorp tot dynamische kern van handel en nijverheid, in Mortsel van A tot Z, informatiebrochure 1984, p. 3-8.
- MARIEN M.E., Belgica Antiqua, De Stempel van Rome, Antwerpen, 1980, p. 211.
- SCHOBBENS J., Les environs d'Anvers, dl. I, Brussel, [1930], p. 131-149, 244-246.
STOCKMANS J.B., Geschiedenis der gemeente Mortsel met aanhangsels over Edeghem, Hove, Bouchout, Borsbeeck, Contich, Waerloos, Reeth en Aertselaer, Brussel, 1975, anastatische herdruk van de uitgave van 1882.