Landbouw- en woondorp van 4.102 inwoners (1976) en 1.116 hectare. Ligging in Zandlemig Vlaanderen. Licht golvend reliëf (20 tot 32 meter, kerkdorpel op 21 m), de hoogste punten liggen ten noordwesten op de Sint-Pietershoek en de Schouthoek.
Vruchtbare grond, doorsneden door talrijke beken onder meer de Papelandbeke (grens met Moorslede), de Koolsdambeek (vroeger de Foncierbeek), de Heulebeek (gedeeltelijk de grens met Dadizele en Moorsele), de Wulfsdambeek. De 39 bunder bos die het noorden van Ledegem in 1806 nog telde, zijn totaal verdwenen. De 'Heirstraete' was de oude, kronkelende baan van Menen naar Roeselare. Bij de aanleg van de steenweg Menen-Roeselare-Torhout-Brugge (1751-1754, nu Provinciebaan) onder Oostenrijks bewind werd deze oude weg grosso modo gevolgd, doch rechtgetrokken. Enkel te Ledegem kwam er een geheel nieuw tracé, ten oosten van de oude weg (nog voor een stuk behouden als Heerweg). Ten oosten van de Provinciebaan en parallel ermee werd in 1887-1889 de spoorlijn Menen-Roeselare aangelegd, met station in het noorden van de dorpskern van Ledegem. Definitief afgeschaft in 1975; heden is de spoorbedding gedeeltelijk omgevormd tot een wandel- en ruiterpad.
Eerste vermelding in 1085 als "Liedengehem", wat zou betekenen heem van de familie Lido. De dorpsheerlijkheid werd ook nog de heerlijkheid Watene genoemd.
De heer van Ledegem had er reeds in 1365 geen kasteel meer. Deze heerlijkheid onder de zaal van Ieper (Casselrij Ieper, Oost-Ieperambacht) bezat de hoge, middelbare en lage rechtsmacht. Achterlenen onder meer Ten Ackere (in 1770 vervalt dit leen, zie "goed Ten Grooten Ackeren" Kortwagenstraat), Ter Hulst, Ter Hassele, Swaenhove en de 'Cleene Vierschaere'. Het leen van Swielande werd rechtstreeks van de zaal van Ieper gehouden en had enkel de lage rechtsmacht.
Er werden ook lenen gehouden van de heerlijkheden van Dadizele, Moorslede, de Guldenbergabdij van Wevelgem (zie Oosthove, Oosthovelaan) en het hof van Izegem (kasteel van Rumbeke). Frans-Robert Moerman d'Harlebeke, sinds 1731 burggraaf van Harelbeke, kocht in 1738 de heerlijkheid Ledegem en werd in 1740 tevens burgemeester van de stad Kortrijk. Diens zoon Robert-Jan (Gent 1717-Ledegem 1777) verbleef veel te Ledegem en had een belangrijk financieel aandeel in de heropbouw van de in 1763 afgebrande kerk. Het wapenschild van deze familie (1725), een gouden bijl op zilveren veld, vormt het linker bovendeel van het schild van de fusiegemeente.
Het patronaat van de kerk ging in 1149 (tevens oudste vermelding van de kerk) over van de Eeckhoutabdij van Brugge naar de Sint-Maartensabdij van Doornik. De parochie maakte achtereenvolgens deel uit van het bisdom Doornik (tot 1559), Ieper (tot 1801), Gent (tot 1834) en Brugge.
De aaneengesloten bebouwing van Ledegem ontwikkelde zich volledig ten noorden van de Heulebeek, het gebied ten zuiden daarvan was erg moerassig en telde na 1850 enkele schaars verspreide boerderijen. In 1950-1951 echter inrichting van een begraafplaats aan de zuidkant van de Menenstraat, en de laatste jaren gronddrainage en villabouw. Volgens het Landboek van Ledegem (1735-1736, landmeter J.J. Boutens fs. van Rumbeke) zijn de oudste bebouwingskernen de Plaats met ten zuiden de Sint-Petruskerk en de Menenstraat, met buitengoed "Het Peereboomhuis" uit de 18de eeuw. Uitbreiding van de aaneengeloten bebouwing vanaf de tweede helft van de 19de eeuw aan de Rollegem-, Sint-Eloois-Winkel- en Stationsstraat. Oorlogsschade van de Eerste Wereldoorlog voornamelijk in de ruime omgeving van het station.
Huidige dorpskom ten zuiden smal aan de Menenstraat en de Plaats, ten noorden driehoekig uitwaaierend aan de Rollegem-, Sint-Eloois-Winkel- en Stationsstraat.
Eenheidsbebouwing van arbeiderswoningen uit het eerste kwart van de 20ste eeuw aan de H. Verriestlaan. Nieuwe verkavelingen en sociale woningbouw vanaf de jaren 1950 en 1960 voornamelijk ten oosten van de dorpskom (onder meer Cardijn-, Oost-, Guido Gezelle- en Stijn Streuvelslaan).
Recente inbreiding met villabouw en sociale woningbouw in de driehoek gevormd door de H. Verriestlaan, Rollegemstraat en de Sint-Eloois-Winkelstraat (zie De Kempkens). Voorts heeft Ledegem nog een sterk landelijk en open karakter behouden.
Traditioneel was Ledegem een gemeente van pendel- en grensarbeiders die met de trein onder meer naar Menen en het Franse Halluin trokken. De Algemene Fluweelweverij (AFW) aan de Fabriekslaan werd in 1924 opgericht en biedt momenteel tewerkstelling aan een negentigtal mensen. De in 1907 gestichte conservenfabriek "La Merveille" verschafte werkgelegenheid tot 1968 (Sint-Eloois-Winkelstraat). Heden, kleine industriezone ten oosten van de Provinciebaan, aan de Industrieweg en de Fabriekslaan. Voorts bloeiende, tamelijk recente autohandel aan de Provinciebaan. De spoorlijn Menen-Roeselare bood transportinfrastructuur voor enkele grote cichorei-asten, onder meer aan de Pape- en Kortwagenstraat. De vlasverwerking was minder prominent aanwezig, toch liggen onder meer aan de Rollegem- en Sint-Eloois-Winkelstraat enkele vlasschuren, en een vlasroterij annex vlasfabriek aan de Rollegembosstraat (buiten bedrijf).
- Straatinleidingen en historische notities: MUSSELY J., BUYSSCHAERT J., Geschiedenis van Ledeghem, Brugge-Kortrijk, 1912.
- Davidsfonds Ledegem, Oud-Ledegem, Torhout, 1987. Verzameling oude prentbriefkaarten met korte commentaar.