Deelgemeente van Ledegem. Voornamelijk Landbouw- en woondorp, maar ook kleinschalige industrie (olieslagerij, vlasbewerking); 3800 inwoners en 876 hectare. Gelegen in Zandlemig-Vlaanderen, aan de autosnelweg A17. Golvend landschap (20 à 40 meter), doorsneden door de Vlinder- en Harelbeek.
De oudste vermelding dateert uit 1382 (Capelle ten Winkele). Etymologisch afgeleid van het Germaanse Winkila (hoek). Reeds in de 11de eeuw stond op het grondgebied van de huidige gemeente, in een hoek van de parochie Gullegem een kapel gewijd aan Sint-Elooi. Tot parochie verheven in 1747, onder invloed van de familie Mulle. In 1748 schonk diezelfde familie grond om een kerk op te bouwen en een kerkhof aan te leggen (kerkhof is verdwenen met de bouw van de nieuwe kerk).
Het patronaat van de kerk behoorde toe aan het kapittel van Sint-Maarten te Doornik. Tijdens het ancien régime vormde Sint-Eloois-Winkel een heerlijkheid (Heren van Gullegem), die behoorde tot de roede van Menen, geïntegreerd in de kasselrij Kortrijk. Op het grondgebied van de huidige gemeente waren ook nog andere heerlijkheden verspreid, zoals onder meer de heerlijkheid Ter Schueren, van Gavere, Ter Kwastraat en van Schardauwe. De huidige dorpskern is ontstaan uit de heerlijkheid Buxum, met als hoofdzetel de voormalige hofstede zogenaamd " De groene vierschaar" of "Ter Schueren" (Demansdreef 1).
Sint-Eloois-Winkel bezat een vijftal molens (voornamelijk koren), die in de loop van het vierde kwart van de 19de eeuw en het eerste kwart van de 20ste eeuw zijn verdwenen: de Beurtemolen (Beurtemolenstraat), de Smisseknokmolen (Gullegemsestraat), de Kasteelstraatmolen, de Stenenstampkotmolen (Gullegemsestraat) en de Lindemolen of molen van het Lindeken. Enkel de *"Molen van het Lindeke" van 1720, voorheen gelegen in de Tuileboomstraat, bleef bewaard en wacht op de heropbouw.
Sinds de 16de eeuw was een groot deel van de bevolking werkzaam in de vlasindustrie en de daaraan gekoppelde linnennijverheid met huisspinners en - wevers. In 1925 was er een laatste bloeiperiode toen de gemeente vijf vlasfabrieken telde, voornamelijk gelegen aan de invalswegen zie vlasschuren. Ook andere kleine, voormalige, industriële nijverheid: onder meer een brouwerij (Kasteelstraat), een weverij (Gullegemsestraat) en cichoreidrogerij (Dorpsplein).
Tijdens de Eerste Wereldoorlog fungeert de gemeente als bevoorradingscentrum voor de Duitse legers, doch nagenoeg geen oorlogsschade. Vroeger ook twee militaire begraafplaatsen gelegen aan de Klooster- en Oekensestraat.
Uitgestrekte dorpskom, gelegen op een belangrijk knooppunt van wegen namelijk Izegem-Menen; Izegem-Kortrijk en Roeselare-Kortrijk. Vrij goed bewaarde dorpskern met de centraal gelegen parochiekerk Sint-Eligius. Quasi achthoekig Kerkplein met omringende grote geasfalteerde parking en in het oosten een sociale woonwijk (Sint-Hubrechtsplein) uit het eind van de jaren 1960.
Basisbebouwing met breedhuizen van één à twee bouwlagen onder pannen zadeldaken. Voorts nog recente woonuitbreidingen in het zuidwesten en noordoosten.
Buiten de dorpskom, verspreide hoevebouw meestal met losse bestanddelen onder meer met boerenhuis aansluitend bij het langgestrekte type.
- CARTON R., Zingende wieken, in Praktische gids, nr. 3, 1965.
- CARTON R., De Kerkelijke gezagdragers der Parochie St.-Eloois-Winkel, in Praktische gids, nr. 2, 1967.
- CARTON R., Een brok Winkelse geschiedenis, in Praktische gids, nr. 2, 1972, p. 48-49.
- CARTON R., VLIEGHE R., 250 jaar Sint-Eligiusparochie 1747-1997, 1997, 1997.
- GHEYSEN J., De laatste bunker verdwijnt, in Praktische gids, nr. 1, 1972, p. 25-27.