Verstedelijkt woondorp in het randgebied van Turnhout, met omringende landbouw- en industriezones en voormalige gemeente Vlimmeren aan zuidwestzijde. Oppervlakte: 2805 hectare. Inwoners: circa 12.730.
Behalve de dorpskom telt de gemeente verschillende gehuchten (Scheyltjenseinde, Veld, Oosteneinde, Heilaar, Ginnekenshoek, Luisterborg, Ekstergoor, Hout en Baan). Van oost naar west wordt ze doorsneden door de steenweg Turnhout-Antwerpen en het kanaal Dessel-Schoten; de belangrijkste natuurlijke waterloop is de Laak, die zijn oorsprong neemt op het Oosteneinde.
Beschermd landschap de Schrieken gelegen in de zuidwestuithoek van de gemeente, nabij de "Lilse Bergen"; gevarieerd geheel van loof- en naaldbossen, broekbossen, laagveenmoeras, rietland en een paar zeer waardevolle blauwgraslanden; eigendom van de gemeente en vzw De Wielewaal.
Een aannemelijke verklaring voor de plaatsnaam afgeleid van "bar", woest, weinig begroeid stoelt allicht op de onvruchtbare zand- en leembodem; een tweede mogelijkheid, waarbij onder "beer" een moerassige beek wordt verstaan, is een verwijzing naar de Laak. De vondst, anno 1880 in een steenbakkerij aan de Kattespoel, van een versteende uitgeholde eik, gebruikt als waterput, en een urne van gebakken aarde, zou op een Gallo-Romeinse nederzetting kunnen duiden.
De geschiedenis van Beerse en Vosselaar verliepen in grote mate parallel. Beide vormden één heerlijkheid, deel uitmakend van het Land van Turnhout, toen dit in 1347 als bruidsschat aan Maria van Brabant in pand werd gegeven. Na haar dood, in 1399, werd het Land van Turnhout terug Brabants bezit, doch tot aan het einde van het ancien régime bleef het, weliswaar onder wisselende heren, apart bestuurd. Tweemaal werden Beerse en Vosselaar van het Land van Turnhout afgescheiden, namelijk van 1559 tot 1612 toen ze verpand werden aan de familie Van Renesse, heren van Elderen, Oostmalle, enzovoort en van 1626 tot 1648 aan Jan Proost, heer van Wechelderzande, Lille, Gierle en Vlimmeren. Na de Vrede van Munster kwam de heerlijkheid terug onder het Land van Turnhout. De gemeenschappelijke schepenbank, voor het eerst vermeld in 1386, ging in beroep bij de hoofdrechtbank van Zandhoven. Pas in 1805 werden beide gemeenten bestuurlijk gescheiden. De Fransen deelden Beerse in bij kanton Gierle binnen het arrondissement Turnhout en het departement der Twee Neten (huidige provincie Antwerpen); in 1801 werd Beerse overgeheveld naar het kanton Turnhout. Een wapenschild werd bij Koninklijke Besluit van 31 december 1926 verleend; sinds 12 mei 1992 heeft Beerse een nieuw wapenschild. (Zie ook inleiding Turnhout).
In 1187 schonk bisschop Rogerus van Kamerijk de inkomsten van de kerken van Beerse en Vosselaar aan de Sint-Wivina-abdij van Groot-Bijgaarden; in 1426 echter werden de rechten afgekocht door de norbertijnen van de Antwerpse Sint-Michielsabdij, die hier sedert 1311 een zeer uitgestrekte heide zogenaamd "de Vroente" later omgedoopt in Abtsheide bezaten, weggeschonken uit het bezit van hertog Jan II. Van 1436 tot 1776 werd de dubbelparochie Beerse-Vosselaar bediend door een norbertijn, verblijvend op het Hofeinde in Vosselaar, vlak bij de grens met Beerse, en op gelijke afstand van beide kerken. Na de scheiding der parochies, in 1776, bleef het pastoorsambt te Beerse nog tot 1821 uitgeoefend door een witheer. Vanaf 1559 ressorteerden Beerse en Vosselaar onder het bisdom Antwerpen, sedert 1802 onder Mechelen en vanaf 1962 terug onder Antwerpen.
Tot aan het einde van de 19de eeuw was Beerse een zuiver agrarische gemeente met overheersend heidegronden. De eerste mastboom werd pas in 1675 geplant. Van de totale gemeentelijke oppervlakte wordt thans ongeveer 700 hectare ingenomen door bos; amper één kwart van het grondgebied is landbouwareaal met overwegend weiden en maïsteelt. Toen in 1863-1866 de verlenging tot Sint-Lenaarts van het kanaal Dessel-Turnhout werd gegraven, stootte men op interessante kleilagen: langsheen het kanaal werden een twintigtal pannen- en steenbakkerijen opgericht, een cement- en betonfabriek en non-ferrobedrijven (lood, koper); deze laatste en enkele (volledig vernieuwde) steenbakkerijen zijn nog steeds actief. In de voormalige tapijtfabriek aan de Heilaarstraat nummer 4 (gebouwen van 1923 en volgende) werd in de jaren 1950 de gemeentelijke bibliotheek Beersiana ondergebracht, de voormalige elektriciteitsfabriek Heilaar nummer 37 werd gerenoveerd tot Cultureel Centrum. Een tweede industrialiseringsfase werd in 1954 ingezet met de ontsluiting van industrieterreinen aan de Antwerpseweg, onder meer voor een roomijsfabriek, meubelmakerij, papier-, metaal- en plastiekverwerkende nijverheid. De voornaamste inplanting is Janssen Pharmaceutica, begonnen in Turnhout en waarvan de eerste gebouwen te Beerse in 1956-1957 tot stand kwamen; in 1971-1972 was heel de productie naar Beerse overgebracht.
Wat de demografische evolutie betreft telde Beerse in het midden van de 16de eeuw niet eens 500 inwoners; naar het einde van de eeuw toe was het door pest en oorlogsellende vrijwel uitgestorven. In de 17de en 18de eeuw kon de gemeente zich geleidelijk herstellen maar pas in de 19de eeuw was er van een merkelijke bevolkingsaangroei sprake: omstreeks 1850 werd het duizendtal overschreden; voor de Eerste Wereldoorlog waren er circa 3.500 inwoners, in 1961 8.275, in 1976 10.044, in 1996 circa 12.730.
Het huidige dorp ontwikkelde zich uit drie kernen, respectievelijk de eigenlijke dorpskom zogenaamd Kerckhof gevormd rond de Sint-Lambertuskerk, het gehucht zogenaamd De Baene rond de Sint-Corneliuskapel, beide palend aan de as Schoolstraat-Vredestraat-Lindelaan-Kapelstraat als deel van de oude heerbaan Antwerpen-Turnhout en het gehucht zogenaamd Den Hout iets meer noordwestelijk aan de weg naar Rijkevorsel. Daaromheen lagen magere velden, aan de bovenloop van de Laak wat zompige beemden en schaarhout, ter hoogte van de middenloop weiland en landbouwgrond en verderop kleine bospercelen; de rest was heide.
De eerste verbinding van het dorpscentrum naar de huidige Antwerpseweg en verder door naar Gierle werd gevormd door de Pastoriestraat; vanaf 1858 nam de Bisschopslaan deze rol over.
Op de Ferrariskaart van circa 1775 zijn het tracé van Vrijwilligers- en Leemstraat (verbindingsweg over het Oosteneinde naar de vroegere pastorie op het Hofeinde), het gehucht Heilaar, de Steenovenstraat als zuidelijke uitloper van de heerbaan, alsook de kromming gevormd door Eiken-, Schutsboom-, Abdij-, Tempel-, Melkerijstraat ten zuiden van de dorpskom duidelijk te herkennen. Ook in de gehuchten Baan en Hout, doorsneden door Sint-Cornelius- en Schransdriesstraat en de verbindingswegen naar Rijkevorsel (Rijkevorselseweg, Abtsheide) en Merksplas (Meergoorstraat, Ossenweg, Lemmerstraat, Vogelzang) enerzijds, oude heerbaan anderzijds (Sint-Corneliusstraat, Houtseweg, Larenstraat) waren de krachtlijnen van het huidige stratenpatroon reeds aanwezig. De grote baan van Turnhout naar Antwerpen, aan weerszijden met bomen beplant, werd circa 1770 aangelegd door graaf de Pestre. De verbinding per buurtspoorweg dateert van 1886.
Van de bebouwing in het ancien régime is met uitzondering van kerktoren, pastorie, Sint-Corneliuskapel en enkele hoeven vrijwel niets bewaard. De aaneengesloten bebouwing in dorpskom en gehuchten dateert voornamelijk uit het einde van de 19de en uit de 20ste eeuw; in de jaren 1930 werden aan Gasthuisstraat en Bisschopslaan enkele vrijstaande woningen in art deco gebouwd. Ten noorden van de Antwerpseweg, rondom het Europaplein werd in de jaren 1950 een uniforme woonwijk met gekoppelde eengezinswoningen opgetrokken. Villawijken verrezen in de jaren 1960 ten zuiden van de Turnhoutseweg nabij Janssen Pharmaceutica en recent ten noorden van de Beersedijk op de grens met Oostmalle. Naar ontwerp van architect P. Neefs werden in 1964 ter hoogte van de Beekakkers en in 1971 ter hoogte van de Veldstraat sociale woningen gebouwd. Oudere arbeidershuizen werden onder meer bewaard aan Polen- en Steenbakkersdam en ter hoogte van Lange en Korte Kwikstraat. De meeste nog bestaande hoeven dateren uit de 20ste eeuw. Typisch voor onze Vlaamse, inzonderheid Kempense dorpen zijn de talrijke, veelal vrij recente veldkapelletjes en Mariagrotten.
Bron: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G. 1997: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Turnhout, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Akkerschootstraat
Omvat
Antwerpseweg (Beerse)
Omvat
Berenlaan
Omvat
Bisschopslaan
Omvat
Boerenarbeiderswoning
Omvat
Dageraadlaan
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Duitse bunker
Omvat
Gasthuisstraat
Omvat
Gemeenteplein
Omvat
Ginnekenshoek
Omvat
Heibergstraat
Omvat
Houtseweg
Omvat
Kapellekuilstraat
Omvat
Kapelstraat
Omvat
Kerkplein
Omvat
Kleiputstraat
Omvat
Korte Kwikstraat
Omvat
Lange Kwikstraat
Omvat
Larenstraat
Omvat
Lindenlaan
Omvat
Merksplasseweg
Omvat
Molenberg
Omvat
Molenstraat
Omvat
Nieuwe dreef
Omvat
Nijverheidsstraat
Omvat
Oostmalseweg
Omvat
Pastoriestraat
Omvat
Peerdekensstraat
Omvat
Rijkevorselseweg
Omvat
Schoolstraat
Omvat
Schransdriesstraat
Omvat
Steenovensstraat
Omvat
Tempelstraat
Omvat
Turnhoutkanalstellung
Omvat
Turnhoutseweg
Omvat
Vaartstraat
Omvat
Veldstraat
Omvat
Villa, gedateerd 1924
Omvat
Vossenbrugstraat
Omvat
Vredestraat
Omvat
Vrijwilligersstraat
Is deel van
Beerse
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Beerse [online], https://id.erfgoed.net/themas/13744 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Gemeente Beerse
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.