Gemeente ontstaan op een van oudsher bewoonde plaats, waar de Dender zich in verschillende armen opsplitste. Gelegen aan het knooppunt van belangrijke wegen (verbinding Gent-Ninove en Oudenaarde-Brussel over Ninove), aan de voet van een castrum, groeide Ninove onder Boudewijn V, graaf van Vlaanderen (tweede helft 11de eeuw), uit tot een belangrijk strategisch grensgebied tussen het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant. Verlening van de stadsrechten in 1339. Bouw van het castrum heel waarschijnlijk in de tweede helft van de 11de eeuw als verdediging naar het oosten, misschien op de plaats van een primitieve burcht; dit castrum was ingeplant tussen twee Denderarmen (huidige Pol De Montplein en omgeving) en omringd door muren met torens en vestgrachten die onmiddellijk aansloten bij de stadsomheining. Eerste verdedigingsgordel aangelegd voor 1137, tweede in de 13de eeuw. Omwalling door middel van vestgrachten met aarden dammen, toren en vier poorten aan de uitvalswegen: de Brabantse (Burchtdam) en Geraardsbergse (Lavendelstraat) op de weg komende van Brussel over Ninove naar Oudenaarde, de Kloosterpoort (Stationsstraat) op de weg naar Aalst en de bewaarde Nederwijk of Koepoort (Koepoortstraat) aan de Nederwijk of Ninoofse kouter. Sloping van de drie eerst genoemde poorten, voorzien van bruggen, in de 18de eeuw.
Belangrijk voor de geestelijke en economische ontwikkeling van deze landbouwgemeente was de oprichting van de Norbertijnerabdij, Sint-Cornelius en Sint-Cyprianus, in 1137. In de middeleeuwen, gestadige groei van handel en nijverheid: belangrijke graanhandel, onder meer uitvoercentrum voor Gent en lakennijverheid. Talrijke belegeringen: in 1382 verwoesting door de Gentenaars; in 1453 inname door de hertog van Bourgondië en in 1483 en 1488 door de troepen van Maximiliaan van Oostenrijk. Teistering door pestepidemieën in de 14de en de 15de eeuw. Hevige brand in 1473. Langzaam herstel in de eerste helft van de 16de eeuw; verval van lakennijverheid (16de tot 17de eeuw) en bloei van vlasnijverheid. Nieuwe beproevingen in de tweede helft van de 16de eeuw: in 1579, plundering door de geuzen en in 1582 totale verwoesting door Alexander Farnese. In de tweede helft van de 17de eeuw, bezetting door de Franse troepen. In de loop der tijden raakte de landbouw op de achtergrond; Ninove bleef een handels- en nijverheidscentrum. Grote uitbreiding en aangroei van de bevolking in de 19de eeuw dank zij de vrij vlugge ontwikkeling van industriële activiteit voornamelijk langs de Dender gevestigd. Belangrijk waren de sigaren- en voornamelijk de lucifersfabricatie. De infrastructuur van de stad kreeg meer vorm: wegen werden verbeterd, reeds in 1772 werd de Steenweg Aalst-Ninove gekasseid. Aanleg van de spoorweg Denderleeuw-Ath over Ninove, in 1857; in 1858 vertakking naar Aalst. Kanalisatie van de Dender in de tweede helft van de 19de eeuw.
Heden provinciestad met centrumfunctie, voornamelijk handels- en verzorgende functie, en gediversifieerde industriële structuur. (Ten oosten: twee belangrijke industrieterreinen). Het stadscentrum is klein en heeft het middeleeuws stratenpatroon goed bewaard: bochtige hoofdweg (Brusselstraat, Burchtdam, Burchtstraat, Oud-Strijdersplaats, Beverstraat en Lavendelstraat), voormalige verbinding Brussel-Oudenaarde; bijna geometrische aanleg van de straten op de linker Denderoever (zie Sanderus, Ninove in 1664). De bebouwing op de rand van en buiten het middeleeuwse stadscentrum weerspiegelt de belangrijke opgang van Ninove tijdens de industriële periode met ontstaan van nieuwe woningbouw voor de arbeidersklasse. Oudste arbeiderswoningen in "de Nederwijk" met Nederwijkstraat, oude uitvalsweg (12de eeuw), en recentere Pamelstraat; recentere reeksen in de verbindingsstraten (onder meer E. De Molstraat, circa 1920). Bestaande uitvalswegen onder meer de Pollarestraat, Preulegem, Brusselstraat en Oude Brusselbaan worden afgelijnd met arbeiderswoningen van het enkelhuistype met twee traveeën en twee verdiepingen. Typische aaneenschakeling van enkelhuisjes met anderhalve verdieping en twee traveeën uit de 19de eeuw, in de Ameiveldstraat, Bleekstraat, Paternostersteeg en Savooistraat. Begin 20ste eeuw, aanleg van nieuwe wijken, onder meer aan de Herlinckhovestraat met Dwars-, West-, Midden- en Ooststraat. Reeks tweewoonsten van het betere arbeiderswoningtype (tweede kwart van de 20ste eeuw) langs de Brussel- en Achturenstraat en nabije Sofilainfabriek, de zogenaamde "Dendermeersen" (Meerbeke). Recente sociale woonwijken aan de Parklaan, de Ter Duystlaan en de Groenenweg. Aanleg van de Albertlaan, Elisabethlaan en Leopoldlaan (midden 20ste eeuw - derde kwart van de 20ste eeuw), en recente ringlaan zorgen voor een gemakkelijke circulatie omheen de stad. Villabouw voornamelijk langs deze lanen en de Steenweg Aalst-Ninove. Het noordelijk gedeelte van Ninove, met enkele meldenswaardige hoeven, heeft zijn landelijk karakter enigszins behouden; landschappelijk belangrijk is de Kipsteekbeek beplant met populieren, aansluitend bij Denderhoutem.
ABEELS G., Ninove in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1972.
FRANCHET J.L., Geschiedenis van Ninove, in Cataloog van charternight van Lions-club, Ninove, 1970.
FRIS V., Korte schets der geschiedenis van Ninove, in Vlaamse Gids, Antwerpen, 1914-20, p. 346.
VANGASSEN H., Geschiedenis van Ninove, Ninove, dl. I, 1948, dl. II, 1959.
Bron: D'HUYVETTER C., DE LONGIE B. & EEMAN M. met medewerking van LINTERS A. 1978: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Aalst, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 5n2 (H-Z), Brussel - Gent. Auteurs: d'Huyvetter, Clio; de Longie, Bea; Eeman, Michèle Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)