Middelgroot dorp van 388 hectare en 1.347 inwoners, gelegen in een heuvelachtig landschap doorsneden door de Molenbeek en de Cotthembeek, begrensd door de Letterbeek (Letterhoutem) en de Bavegembeek (Oosterzele). Vormde samen met Vlierzele een vierschaar afhankelijk van de Sint-Pietersabdij; de abt was vertegenwoordigd door een heer en een baljuw. De wereldlijke voogd was de heer van Rode. Toenemende nieuwe bouw waartussen aangepaste boerenhuisjes uit de 19de eeuw. Ten noordoosten, gehucht Linde, beboomd landschap met oude linde, zogenaamd * "de Dikke Linde", staande op het kruispunt van de wegen, nummer 4 en 12, aan de grens der gehuchten genaamd Hoogkouter, Leegkouter en Neervelden.
DE POTTER F.-BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, Gent (1895), reeks V, dl. I
Bron: D'HUYVETTER C., DE LONGIE B. & EEMAN M. met medewerking van LINTERS A. 1978: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Aalst, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 5n2 (H-Z), Brussel - Gent. Auteurs: d'Huyvetter, Clio; de Longie, Bea; Eeman, Michèle Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)