Eerste vermelding in 1224 als Piringes. Landbouwdorp (graangewassen, sinds de 19de eeuw suikerbieten en in toenemende mate fruitteelt en weiden). Kerndorp, de bebouwing, voornamelijk hoeven, geconcentreerd aan een paar straten. De voormalige spoorweg Sint-Truiden - Tongeren, waarvan de bedding nog zichtbaar is, liep door het grondgebied.
Romeinse bewoning aan de heerbaan Tongeren-Tienen (sporen van tumuli). Ook de Romeinse weg van Tongeren naar het noorde, en de antieke weg Jesseren-Piringen-Rutten doorkruisen het gebied.
Tijdens het Ancien Régime behoorde Piringen tot de stadsvrijheid Tongeren, waarover de magistraat en de schepenbank van Tongeren, die Luiks recht sprak, bevoegd waren.
De Sint-Gertrudiskerk, reeds vermeld in 1205 doch waarschijnlijk reeds bestaande in de 12de eeuw, was een kwartkapel van de Tongerse Onze-Lieve-Vrouwekerk; pas in de 19de eeuw wordt Piringen een zelfstandige parochie. In 1819 wordt de oude kerk op de toren na afgebroken, en in 1940-41 volledig herbouwd.
Gedurende de Negenjarige Oorlog (1694) werden dorp en kerk geplunderd en gedeeltelijk verwoest.
In 1977 met Tongeren gefusioneerd. Oppervlakte: 456 hectare. Aantal inwoners (1970): 954.
- BAUWENS-LESENNE M., Bibliografisch repertorium van de oudheidkundige vondsten in Limburg, behoudens Tongeren-Koninksem (vanaf de vroegste tijden tot de Noormannen), Brussel, 1968, p.301.
- GAUCHEZ V., Topographie des voies romaines de la Gaule-Belgique, (Annales de l'Académie royale d'Archéologie de Belgique, 38, 3de reeks 8, 1882, p.225).
- SEVERIJNS P., Een greep uit de geschiedenis der kerkdorpen, in: 2000 jaar Tongeren. 15 vóór Chr. tot 1985, Hasselt, 1988, p. 207-208.
- THYS C., Le chapitre de Notre-Dame à Tongres, vol.III, Antwerpen, 1889, p.389-397.