Voor het eerst vermeld in 1166 als Corsela (ofwel van het Latijnse curticella: kleine hoeve, ofwel van het Germaans Corsala: de hoeve van Cor).
Kempisch laagplateau; dalend terrein van het noordoosten naar het westen; vochtige zandgronden en droge stuifzanden met duinenvorming. Koersel behoorde tot de heerlijkheid Lummen, en behoorde sedert de 14de eeuw voor een vierde toe aan het hertogdom Brabant (zie Lummen). De parochie maakte tot 1204 deel uit van de parochie Lummen maar werd daarna bediend door de norbertijnen van Averbode (tot 1829).
Straatdorp aan de weg Beringen-Hechtel (zijde Koerselse heide); thans onderbroken door het nieuw aangelegde dorpsplein voor de kerk, waarvoor een volledig huizenblok werd opgeofferd; eertijds omgrachte pastorie ten noordoosten van het dorp aan de Pastorijstraat. Nieuwe woonwijken ten noordoosten en ten zuiden van het dorp. Het belangrijk gehucht Stal ontstond als straatdorp aan de Heerbaan Diest-Venlo, en dankt zijn naam aan de aldaar gelegen afspanningen met stalling. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw werd in Koersel ijzeroer uitgegraven onder meer op de later weer aangevulde gronden aan de Steenovenstraat (huidige tuinwijk).
Oorspronkelijke bebouwing grotendeels verdwenen. Oppervlakte: 3.068 ha. Aantal inwoners (1976) 12.901.
Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-C. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6n1 (A-Ha), Brussel - Gent.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)