Belangrijk handels- en industriecentrum. Voor het eerst vermeld in 1016 als Genecke. Op Kempisch laagplateau aan het Albertkanaal; nabij Genk Centrum wordt het terrein ingesneden door Stiemer en Dorpsbeek met Molenvijver. Archeologische vondsten uit mesolithicum, neolithicum, urnenveldcultuur en ijzertijd; opgegraven Motte van Stalen te Waterschei. Tijdens het ancien régime, Loonse heerlijkheid.
Tot de eerste helft van de 20ste eeuw kerndorp bij de weg Hasselt-Maaseik, daarbuiten de straalvormige gehuchten Winterslag ten noorden, Gelieren ten oosten en Waterschei ten noordoosten, Langerlo en Camerlo ten zuiden, samen met Sledderlo ten zuidoosten. De Sint-Martinuskerk en het dorp speelde tot 1910 een centraliserende rol op de andere gehuchten; pas tijdens de eerste economische expansie gebeurde de decentralisatie naar de drie steenkoolmijnen: Winterslag in 1917, Waterschei in 1924 en Zwartberg in 1925. Bij de tweede economische expansie na de Tweede Wereldoorlog ontstonden volledig nieuwe wijken met eigen parochiekerk: in 1952 Bokrijk-Boxbergheide ten oosten, ten noordoosten, vlakbij het Centrum (1956) Bret-Gelieren, ten zuidwesten, (1956) Termien, ten westen, bij het centrum (1960) Park van Genk. Na de teruggang der steenkolen-sector in 1966, veelzijdige industriële ontwikkeling op de twee industrieterreinen Genk-Noord en Genk-Zuid met als belangrijkste Genk-Zuid met onder meer de inplanting van een belangrijk automobielconstructiebedrijf. Daar ontstonden de nieuwe wijken Sledderlo en Langerlo. Genk kende tot in de 19de eeuw uitgravingen van ertsen, onder meer op de wijk Termien, waar op de Stiemerbeek gedurende enige tijd een ertsmolen werkzaam was. Kiezel voor spoorweg-aanleg (de zogenaamde ballastgroeven) werd vanaf midden 19de eeuw in grote hoeveelheden uitgegraven, onder meer in Gelieren, nog zichtbaar aan weerszij van de Timkensbergstraat.
Het vroegere kerndorp met de centraal gelegen Sint-Martinuskerk aan de weg Hasselt-Maaseik werd in 1944 bij een verkeerd uitgevoerd Amerikaans bombardement vrijwel volledig verwoest. Het vroegere stratenpatroon bleef slechts gedeeltelijk behouden; buiten het centrum, recente aanleg van brede ringlanen, die het landschap bepalen. Van de oorspronkelijke, landelijke vakwerkarchitectuur in de gehuchten bleef vrijwel niets bewaard, buiten een aantal versteende, langgestrekte hoevetjes.
Enorme bevolkingstoename door immigratie. Oppervlakte: 8.785 hectares. Inwonersaantal (1976): 61.156.
Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-C. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6n1 (A-Ha), Brussel - Gent.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)