Voor het eerst vermeld in 1365 als Quaedmechelen. Gelegen in de zuidelijke Kempen, aan het Albertkanaal en het kanaal Dessel - Kwaadmechelen; heuvelachtig reliëf van oost naar zuidoost, vlak in het westen; natte zandgronden met stuifzanden op de hoge delen. Romeinse vondsten op de Kepkensberg.

Tijdens het ancien régime was Kwaadmechelen verbonden met de gemeenten Oostham en Beverlo in de heerlijkheid Ham (zie Oostham).

Als parochie was de gemeente een dochterparochie van Beverlo, circa 1000 gesticht. Eertijds een straatdorp aan de weg Oostham - Tessenderlo met de Sint-Lambertuskerk in de dorpskern; hetzelfde patroon in de gehuchten Grouwen ten noorden, Beldhoven ten zuiden, Genenbemde en Zwartenhoek ten oosten.

De oorspronkelijke langgestrekte hoevebouw in vakwerk is vrijwel volledig verdwenen door de evolutie van landbouw naar woonforenzengemeente tijdens de 20ste eeuw, tengevolge de industriële inplantingen (onder meer de Produits Chimiques de Limbourg in 1929) bij de samenvloeiing der twee kanalen, en recenter na de aanleg van de autosnelweg E 39, waardoor vooral het gehucht Genendijk ten oosten van deze verkeersaders sterk aangroeide.

Oppervlakte: 1.628 hectare. Aantal inwoners (1976): 4.254.