Voor het eerst vermeld in 784 (Germaans Hamma: landtong uitspringend in overstromingsgebied). Gelegen in de zuidelijke Kempen; licht golvend in het oosten, dalend naar het zuidwesten; natte zandgronden in het noorden en zuiden, droge stuifzanden in het oosten.
Land van Ham, tijdens de Merovingische tijd in het bezit van Pepijn van Herstal, in 698 bij schenking overgemaakt aan de abdij van Sint-Truiden (bouwers der eerste kerk tijdens de 10de eeuw?). Loonse heerlijkheid onder Arnold V, achtereenvolgens in de handen van Thomas van Diest, familie d'Ailly, Johannes de Lagnaes - die in 1372 het kasteel bouwde - de families van Bergen en Van Assche, het geslacht van Hoensbroeck (vanaf 1557) en uiteindelijk de Châtelet de Trichateau (vanaf 1684). Tot de Franse tijd bestond de heerlijkheid uit de drie gemeenten Beverlo, Kwaadmechelen en Oostham; het begevings- en tiendrecht hoorde sinds 1307 toe aan de abdij van Averbode.
Het dorp ontwikkelde zich op het kruispunt der wegen Kwaadmechelen - Heppen en Olmen - Beverlo, centraal lag het driehoekig dorpsplein met de kerk en haar kerktoren. Van de oorspronkelijke bebouwing aan de wegen in de dorpskom bleef vrijwel niets bewaard; pastorie en kasteel lagen ten zuidwesten, buiten het dorp, laatstgenoemde verdween in 1834. De magere gronden buiten het dorp werden onder impuls der norbertijnen tijdens de 16de eeuw benut voor vlas- en hennepindustrie (fabricatie van visnetten), en tijdens de 17de eeuw gebruikt voor de schapenteelt die er de lakenindustrie als huisnijverheid deed ontstaan.
De belangrijkste kleine gehuchten buiten het dorp waren Quamol ten zuiden, Gerhees ten noordoosten, Genenberg ten zuidoosten en Langven ten noorden; Wasseven en Generode ontstonden pas tijdens de 20ste eeuw.
Door de achteruitgang van de landbouw tengevolge van de industrialisering tijdens de 20ste eeuw, ging de oorspronkelijke bebouwing met langgestrekte hoeven (onder meer van het driebeukig type) en hoeven met losse schikking vrijwel volledig verloren om plaats te ruimen voor recente lintbebouwing aan de belangrijkste wegen, door de aantrekkingskracht van belangrijke industriële inplantingen in de onmiddellijke omgeving (de "Produits chimiques de Limbourg" te Kwaadmechelen, de "Produits chimiques" te Tessenderlo en de Steenkoolmijn te Beringen), en de aanwezigheid van het militair kamp te Leopoldsburg.
Voornamelijk na de Tweede Wereldoorlog evolueerde de vroegere landbouwgemeente naar woonforenzengemeente met aanleg van nieuwe woonwijken ten noordwesten en ten zuidwesten van de dorpskom, en zeer recent ten zuiden van het gehucht Gerhees. Oppervlakte: 1.624 hectare. Aantal inwoners (1976): 3.935.
JAMAR H., Beknopte geschiedenis van de dorpen der Zuiderkempen, 5, Oostham, Tongerlo, 1950.
Bron: SCHLUSMANS F. met medewerking van GYSELINCK J., LINTERS A., WISSELS R., BUYLE M. & DE GRAEVE M.-C. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Hasselt, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 6n1 (A-Ha), Brussel - Gent. Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)