Gemeente gelegen op het noordwest-Kempisch Laagplateau, aan het Kanaal van Beverlo; ten oosten, stuifzanden met landduinen, ten zuidwesten en noordwesten, natte zandgronden.

Opgericht in 1850 op de plaats van het legerkamp (Kamp van Beverlo), dat in 1835 door Leopold I tegen de Nederlandse dreiging werd opgevat in de Grote Heide bij Beverlo, de vroegere "gemene aarde" der heerlijkheid Ham (confer Ham). Het eerste voorlopige legerkamp (1837-1839) omgeven door loopgrachten en veldschansen (Staleikerheide en Beau-Marais) werd in de loop van de tweede helft van de 19de eeuw vervangen door een parkachtige aanleg naar plannen van baron P.E.F. Chazal, de toenmalige minister van Oorlog, en kolonel Demanet; ten oosten de linietroepen, ten westen ruiterij en veldgeschut, ten noorden de bijzondere diensten. Daarvoor werd de eerste burgerlijke nederzetting (het zogenaamde Strooien Dorp) tussen beide kampen en bij het koninklijk paleis (1835), tussen 1851-1857 overgebracht op gronden van Beverlo buiten het militaire kamp en aangelegd volgens dambordvormig schema. Infrastructuurwerken van 1851-1857: de weg Beringen-Hechtel en de verbinding van Leopoldsburg met Mol, Veerle en Lommel; verbindingskanaal met het Kempisch kanaal. Tijdens de tweede helft van de 19de eeuw werd de gemeente uitgebouwd volgens dambordschema: in 1853 oprichting van de kerk in plaats van het noodkerkje (thans kapel van het carmelietessenklooster); in 1856, bouw van een gemeentehuis met schoollokalen; in 1877-1878, aanleg van de spoorlijn Tienen-Diest-Leopoldsburg-Mol; in 1879, bouw van het klooster van de Zusters der Visitatie; 1901, bouw der huidige kerk.

Oppervlakte: 1.291 hectare. Aantal inwoners (1976): 9.612.