Gemeente op het Kempisch Laagplateau; dalend reliëf van zuidwest naar noordoost (vallei van de Bosbeek).

Vormde eertijds met Neerglabbeek de Loonse gemeente Glabbeek, met in ieder dorp een Loons laathof. Voor het eerst vermeld in 1219 als Glatbeke (germaans "gladda", glanzen en "baki", beek), schenking door Lodewijk, graaf van Loon, aan de abdij van Averbode, samen met het begevings- en tiendrecht. Parochie van het bisdom Luik, aartsdiaconie Kempen, dekenij Maaseik; de Sint-Lambertuskerk van Opglabbeek was de moederkerk der Sint-Hubertuskapel te Neerglabbeek, waarvoor de helper door de pastoor van Opglabbeek werd aangesteld.

Kerndorp met driehoekig dorpsplein, waaraan de Sint-Lambertuskerk en de voormalige pastorie; bij het dorpsplein, kruispunt der wegen Winterslag-Opoeteren en As-Gruitrode. Gehuchten vlak bij de dorpskom gelegen aan deze verkeerswegen: Ophoven ten zuidwesten en Louwel ten noordwesten aan de weg Winterslag-Opoeteren. Het Laar ontstond vrij recent ten noorden van het dorp, bij de weg As-Gruitrode. Sterkste woonuitbreiding van recente datum, ten noordwesten van de dorpskern onder invloed van het nabijgelegen industriegebied van Genk. Oorspronkelijke bebouwing met langgestrekte hoeven in vakwerkbouw volledig verdwenen of versteend met behulp van zwerfstenen of cementblokken (nog enkele voorbeelden op het gehucht Louwel bij de vallei van de Bosbeek).

Oppervlakte: 2.498 hectare. Aantal inwoners (1976): 6.694.