Gemeente van 1903 hectare begrensd door Verrebroek en Kallo (noorden), Melsele (oosten), Melsele en Haasdonk (zuiden), Haasdonk en Vrasene (westen). Stijgend aantal inwoners: 16597 (1974).
Hoofdplaats van het voormalige "Land van Beveren" (grenzen zie grote kaart van Vlaanderen door G. Mercator, 1540) bestaande uit de parochies Beveren, Verrebroek, Kieldrecht, Doel en Kallo, enclaves in Sint-Niklaas, Lokeren, Waasmunster, Belsele en Haasdonk, en de heerlijkheden Pumbeek, Paddeschoot, Arschoot en Zombeke. Centrum was het kasteel van Beveren, een waterburcht, gesloopt in de 17de eeuw en waarvan heden enkel nog een rest bewaard bleef onder de vorm van een mote zogenaamd * "Singelberg", ten noorden van de gemeente. Daar liggen ook de polders, die regelmatig overstroomd werden waardoor de ontwikkeling van het dorp geremd werd tot in de 16de eeuw. Ook teisterden verschillende brandrampen het dorp. Belangrijk voor de verdere bloei was het octrooi uit begin 16de eeuw waarbij een wekelijkse markt werd toegestaan.
Oorspronkelijk een landbouwgemeente, groeide Beveren vooral sinds circa 1900 uit tot woonstad van de Antwerpse agglomeratie.
De dorpskern is ontstaan rond de dries, waarvan de aflijning heden maar moeilijk te bespeuren valt in de vorm van het marktplein. Dit wordt beheerst door de fraaie Sint-Martinuskerk en een reeks neoclassicistische burgerhuizen met steedse allures. Te betreuren is de verminking door nieuwbouw. Eveneens storend is de brede rijksweg 14 Rijsel-Antwerpen ten zuiden van het marktplein, die onder het Frans bewind werd aangelegd ter vervanging van de vroegere Romeinse heirbaan tussen deze twee steden. Hierlangs treffen enkele belangrijke gebouwen: zogenaamd "Hof ter Saksen", zogenaamd "Hof ter Wee", gebouwen van de O.C.M.W., zogenaamd kasteel "Cortewalle". De belangrijkste straten, uitmondend op de markt, zijn de Klooster- en Vrasenestraat.
Inzake industrieel-archeologisch patrimonium, zijn de traditionele brouwerijen aanwezig, evenals enkele tabaksfabrieken (Kruibekesteenweg nummer 39; Stationsstraat nummer 12), thans alle buiten gebruik. Van de eertijds belangrijke huisnijverheid (in 1896 met 365 werknemers) zijn nog verschillende klompenmakerijen aan te wijzen. De talrijk voorkomende 19de- en 20ste-eeuwse arbeidershuizen, opgevat als rijwoningen of als semi-beluiken aangelegd op de goedkoopste gronden, dikwijls aan de rand van de bebouwde kom, vormen een schril contrast met de hogergenoemde grote domeinen.
Bron: DEMEY A. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Sint-Niklaas, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 7n1 (B-L), Brussel - Gent.
Auteurs: Demey, Anthony
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)