Gemeente van 4351 hectare en 27.097 inwoners (1976), begrensd door Eksaarde en Daknam (ten noorden), Sinaai en Waasmunster (ten oosten), Zele, Overmere en Kalken (ten zuiden), Zeveneken en Destelbergen (ten westen).
De plaatsnaamkunde en voorhistorische vondsten staven de mening dat er reeds een bewoning was voor de Romeinse tijd. Deze dankt haar ontstaan aan de gunstige eigenschappen die de Durme op deze plaats vertoont: harde grond die in het natte en moerassige riviergebied tot dicht bij de oever doordringt. Enkel op dergelijke plaatsen konden volksstammen de rivier oversteken. De eerste bewoningskernen lagen op de verdwenen landduinen op de l.oever van de Durme, op de hoge en droge gronden. Latere bewoners vestigden zich integendeel op de rechter oever, dichtbij het water en toch op harde en niet overstroomde grond in de winter. De huidige Kerk- en Roomstraat liggen juist op de grens van het meersgebied, de vroegere rivierbedding bij hogere waterstand. Reeds in 1139 is er een vrij talrijke bevolking om een afzonderlijke parochie te vormen. Verdere bronnen over de ontwikkeling van Lokeren ontbreken echter tot het midden van de 16de eeuw. In 1555 verleent Keizer Karel een octrooi om wekelijks een markt te houden, wat meteen het vertrekpunt is van de bloei van de gemeente. Het dorp telde op dat ogenblik tussen 2500 en 3500 inwoners en was het grootste van het Land van Waas. De stadsontwikkeling werd in 1584 tijdelijk gestuit toen ten tijde van de Gentse Republiek de kerk en het grootste deel van het dorp in as gelegd werden. Het duurt tot na 1600 vooraleer er een heropleving komt. In de 17de en de 18de eeuw kende Lokeren een snelle ontwikkeling. Een relatief hoog aantal huizen is uit die periode dan ook aan te wijzen: uit de 17de eeuw onder meer Kerkstraat 67-69, "De Groene Poort" en Apotheek Jacobs op de Markt, Vrijheidsplein 13; uit de 18de eeuw Sint-Lodewijkscollege (1714), Brugstraat 24 (1752), Kerkstraat 54 (1750), Stadhuis (1760), Vrijheidsplein 20 (1784), Luikstraat 69 (1783), Torenstraat 22 (1796), Markt 10, 51 en 69, Groentemarkt 10, Zelestraat 46 en 96-98, Schoolstraat 46, Roomstraat 40, Grote Kaai 13-14, Kerktraat 62, Luikstraat 54 en 71, Brugstraat 78, Zand 2, Voermanstraat 12.
In 1800 was de bevolking op 200 jaar tijd tweemaal verdubbeld. De bloeiende handel op de wekelijkse markt en de huisnijverheid lagen hieraan ten grondslag. In het midden van de 18de eeuw is de hoedenmakersnijverheid ontstaan, wat Lokeren vooral in de daarop volgende eeuw een economische bloei verschafte. Tevens ontstonden talrijke katoenspinnerijen en -weverijen, evenals linnenblekerijen.
Na een stilstand tijdens de eerste jaren van het Hollands bewind, kende Lokeren een nieuwe, doch afgeremde bloei.
Tot dan toe had de stad zich uitsluitend op de rechter Durmeoever ontwikkeld. Door de aanleg van de spoorweg "het Land van Waas" tussen Gent en Antwerpen, en de bouw van een station te Lokeren in 1846 kende de stad nu ook een uitbreiding op de linker oever: een nieuwe wijk, de Stationswijk, werd aangelegd.
Na de Tweede Wereldoorlog werden nieuwe wijken en straten getrokken en volgebouwd, en groeiden afzonderlijke wijken naar het centrum toe.
Bron: DEMEY A. 1981: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Sint-Niklaas, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 7n1 (B-L), Brussel - Gent.
Auteurs: Demey, Anthony
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)