Grote grensgemeente (1.538 ha, 1.685 inwoners in 1976) in de Westhoek en Zandlemig Vlaanderen; sinds 1970 gefusioneerd met Izenberge en Gijverinkhove; sedert 1976 fusiegemeente van Alveringem. Landelijk dorp met stagnerend inwonersaantal; voornamelijk aangewezen op landbouw. In de 19de eeuw, drie kleine brouwerijen en koordendraaierij. Sterk teruglopend aantal herbergen. Circa 1800, vijf windmolens waarvan alleen de zogenaamde "Stalijzermolen" (Beverenstraat) overblijft. In werking zijnde houtzagerij en zogenaamd "kalkfabriek" die zich bevoorraadt in kalkgroeve nabij Sint-Omaars in Frankrijk.
Vermeld in 1114 als Lincelam, in 1130 als Linselers. Etymologische betekenis: Germaanse Lindo (linde) en Sali (uit slechts een ruimte bestaand huis). Reeds parochie van de kasselrij Veurne in 1222. Patronaat van de Sint-Martinuskerk uitgeoefend door abt van Sint-Elooi bij Atrecht. Circa 1000, vestiging van leden van het adellijk geslacht van de Heren van Hondschote; verwerving van bepaalde rechten en bouw van kasteel zogenaamd "Den burg van Leisele" ten zuiden van de kerk. Kasteel met bijhorende heerlijkheid werd bakermat van geslacht dat de naam van Leisele aannam. Na sloping van kasteel, oprichting van nieuw herenhuis; in 1765 vermeld als "Maison de Plaisance", later als "Blauwhuis". Twee lenen van het leenhof van de burcht van Veurne namelijk "Het leenhof van Hazebrouck" en "Het hof ter Kiele" eertijds gelegen aan huidige Stavelestraat.
Ontsloten dorpskom gekenmerkt door lintbebouwing aan de invalswegen, Beverenstraat en Izenbergestraat, tot Leiseledorp met de door bomen omgeven Sint-Martinuskerk. Naast dorpskom, nog aantal kleine huizengroeperingen meestal op kruispunt. Omgevend eerder vlak landschap gekenmerkt door zaailand, af en toe onderbroken door weiland soms nog afgezoomd met doornhaag, wilgen en populieren; enkele beken; verspreide hoevebouw meestal met losse bestanddelen binnen deels gedempte omwalling.
- Gemeentekaart, zie tussen p. 128 en p. 129.
- COSSEY A., Geschiedenis van Leisele, in Heembibliotheek Bachten de Kupe, XII, 1977, Zingem, 1977.