Voormalige kleine landbouwgemeente met een oppervlakte van 571 hectare en 973 inwoners (1965), die reeds in 1927 een deel van haar grondgebied afstond aan Gent en tenslotte in 1965, met het oog op de expansie van het havenindustriegebied, gefusioneerd werd met stad Gent. In het westen grenzend aan het Kanaal Gent-Terneuzen en Evergem, in het noorden begrensd door de Moervaart en Mendonk; van oost naar zuid grenzend aan Zaffelare, Lochristi en Oostakker.

Eerste vermelding als Thesledung in een oorkonde van 966 waar de bezittingen van Sint-Baafsadbij opgesomd zijn. In 1236 vermeld als parochie en verkrijgt in 1248 een keure met vierschaar en schepenbank. Het huidige Desteldonk omvatte naast de keure van Desteldonk verscheidene stukken van andere heerlijkheden die alle in de loop van de 13de eeuw eigendom werden van de graven van Vlaanderen. In 1560 echter werd de parochie Desteldonk door Filips II afgestaan aan het Sint-Baafskapittel. Tot het eind van het Ancien Régime bleef Desteldonk één van de acht parochies buiten de Gentse stadspoorten die behoorden tot de heerlijkheid van Sint-Baafs. Ressorteerde tevens onder de kasselrij van de Oudburg.

Dorpskern gegroeid langs de verbindingsweg Oostakker-Zaffelare, doch bestaande uit twee afzonderlijke entiteiten op enkele honderden meters van elkaar: in het zuiden met woonkern rondom de kerk en verder noordoost waarts een woonkern aan het Moleneinde met gemeentehuis en kapel. Deze verbindingsweg is echter ten zuiden van de kerk onderbroken door een terrein dat reeds gedeeltelijk ingepalmd werd door chemische nijverheid. Voor dit industrieterrein verdwenen ook de enige twee kasteeldomeinen van Desteldonk, namelijk het buitengoed van de familie Delebecque in de Lichterveldestraat en het kasteel van Van Pottelsberghe in de Krekelstraat. De kleinschalige dorpswoningen en de verspreid liggende kleine boerenhoven worden thans aangevuld met nieuwbouwhuizen van pendelaars.