Kleine gemeente, 629 hectare met 374 inwoners (1969). In 1965 ten behoeve van de havenuitbreidingen met industrieterrein gefusioneerd, deels met Gent en deels met Wachtebeke. In 1927 stond Mendonk reeds een gedeelte af aan Gent om dezelfde redenen. Grenst ten noorden aan Sint-Kruis-Winkel en Wachtebeke, ten oosten aan Moerbeke, ten zuiden Eksaarde, Zaffelare en Desteldonk, ten westen aan Desteldonk en Evergem. Gelegen aan de Moervaart, de Zuidlede, het Kanaal Gent-Terneuzen en de autosnelweg Gent-Zelzate.
Archeologische vondsten gaan terug tot het paleolithicum. Zou vermeld worden in 694 als Medmedung. Parochie misschien opgericht in 694, maar zeker al bestaand in 966. Eertijds behorend tot de kasselrij van de Oost-Oudburg en kerkelijk tot de Sint-Baafsabdij. Het is trouwens hier dat de Heilige Bavo zich zou hebben teruggetrokken als kluizenaar (zie Sint-Bavokerk en -kapel). Bij de stichting van het bisdom Gent wordt de bisschop heer van Mendonk.
Het fort van Rodenhuize vormde een strategische plaats aan de samenvloeiing van de Sasse- en Moervaart, uitgebouwd tot een versterkt fort met ophaalbrug. Doch na de rechttrekking van het kanaal in 1870 had de versterking reeds volledig zijn belang verloren en in 1944 tenslotte werd het complex van gebouwen gesloopt en nadien vervangen door de zustercentrale van Ebes van Langerbrugge. Oorspronkelijk hoofdzakelijk landbouwgemeente, thans bewoond door pendelaars werkzaam in de industriezone. Dorpskern met lintbebouwing. Tot 1965 (fusie met Gent) was enkel de dorpsstraat gekasseid. Verspreide hoeven hier en daar met oude kern, liggen verloren naast de uitbreidende industrieterreinen van de Gentse kanaalzone.
- DE POTTER F. en BROECKAERT J. 1864-1870: Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, reeks I, deel 4, Gent.
- s.n. 1981: Mendonk vroeger (catalogus tentoonstelling), Mendonk.