Zuidwestelijke randgemeente van Gent met een oppervlakte van 624 hectare en 5.514 inwoners (1976). Het dorp grenst ten noorden aan de Leie en Drongen, ten oosten aan Gent en Zwijnaarde, ten zuiden aan De Pinte en ten westen aan Sint-Martens-Latem en Afsnee.
Oudste vermelding "Westrehem" (midden 10de eeuw) betekent woonplaats in het Westen, later Westrem (12de-13de eeuw) met toevoeging van de naam van de patroonheilige van het dorp Sint-Denijs (zie leenboek van Sint-Pieters van 1375 en vermelding "Sinte Nijs parochie te Westrem"). Talrijke archeologische vondsten, opklimmend tot het mesolithicum en uit de Gallo-Romeinse periode (onder meer een twintigtal Romeinse munten gevonden in 1787, scherven van vaatwerk en verbrande beenderen afkomstig van brandgraven ontdekt op het huidige vliegveld in 1837 en 1905) wijzen op een vroege bewoning van het gebied. Tot eind 18de eeuw (1796) eigendom van de Sint-Pietersabdij als deel van de heerlijkheid van Overmeers.
Administratief afhankelijk van de kasselrij van de Oudburg. Landschappelijk (oorspronkelijk) gekenmerkt door heide, weiden en landerijen, enkele kastelen met parken en ertussen welbepaalde wijken (onder meer Bugten, Maaltebrugge, Kerk- en Molenwijk, Steenaarde, Rosdam).
In de loop der jaren doorsneden door belangrijke verkeersaders waardoor dit landschap aangetast werd en de gemeente geheel verbrokkelde. Een eerste grote wijziging was de aanleg van de nieuwe baan Gent-Kortrijk (1716-1720) in noordoostelijke en zuidwestelijke richting. Bij de verschillende afspanningen hierlangs (onder meer de "Drie Sleutels" of de "Drie Koningen") ontstonden nieuwe wijken (confer huidige straatnamen). Een andere belangrijke ingreep was het verplaatsen van de spoorweg Gent-Kortrijk (1911) van de uiterste zuidelijke hoek van de gemeente (station Hemelrijkstraat) dwars doorheen de gemeente in noord- en zuidelijke richting. De autosnelweg E5 Brussel-Oostende (1950) dwarst de gemeente nog eens in zuidoostelijke en noordwestelijke richting terwijl de Ringvaart (1969) tenslotte het meest noordelijke hoekje van de gemeente afsnijdt. Het hoogst gelegen terrein (11 meter boven de zeespiegel) in de noordoostelijk gelegen gehuchten Maaltebrugge en Bugten werd in de jaren 1820 als oefenterrein ingericht voor de garnizoenen van de citadel, in 1838 aangevuld met een koersplein en sinds de Eerste Wereldoorlog gebruikt als vliegveld.
Heden voornamelijk residentiële woongemeente met nog enkele behouden kastelen (onder meer kasteel Puttenhove, kasteel Borluut en het voormalige Kasteel Hamelinck, heden Sint-Camillusinstituut) waarvan recent reeds vele gronden verkaveld werden tot villawijken voor forenzen naar Gent (onder meer Soenenspark, Leiepark, Pleispark).
Voorts nog een verspreide landelijke bebouwing (gehuchten Rosdam, Hemelrijk, Putstraat) met kleine hoeven en een geconcentreerde lintbebouwing in de centraal gelegen dorpskom met convergerende straten naar het Gemeenteplein, overwegend eind 19de eeuw te dateren.
- DELBAERE E. 1980: Sint-Denijs-Westrem in beeld, deel 3, Dorpsgezichten.
- DE POTTER F.-BROECKAERT J. 1864-70: Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, reeks I, deel 1, Gent.
- VAN WERVEKE H. 1976: Voordracht over de geschiedenis van Sint-Denijs-Westrem, Heemkring Scheldeveld, jaarboek VI, 51-66.