Fusiegemeente ten noordwesten van Gent, 582 hectare groot met 11.207 inwoners (1976). Grenst aan Evergem (noorden), Oostakker (oosten), Gent (zuiden) en Mariakerke (westen), met eertijds de Durme of Kale, de Schipgracht en de Lieve en de Rietgracht als begrenzing. De grens met Gent werd in 1885-86, 1900 en 1920 verlegd tot de spoorlijn naar Terneuzen.
Vroeger zogenaamd "Gundinglehem", Germaans toponiem opklimmend tot de Merovingische periode (6de-7de eeuw), voor het eerst vermeld in een charter van 966 tot 967. Het voormalige Wondelgem (benaming uit de 13de of 14de eeuw) was een Merovingisch kroondomein zogenaamd "Marka" dat naast het "Vroonstalle", het centrum met koninklijke hoeve, het huidige Wondelgem, eveneens het oude Wondelgem (gebied rond het huidige Edmond Van Beverenplein, Gent), gelegen binnen het Vrije van Gent, besloeg. Beide delen werden gescheiden door de Rietgracht.
Wettelijk en rechterlijk deel uitmakend van het graafschap Evergem. Vormde een der bezittingen van de Sint-Baafsabdij, waarvan het graafschap Evergem een latere voortzetting was. Na de opheffing van de abdij vermoedelijk overgegaan op het bisdom. De eerste bidplaats werd gesticht in de 12de eeuw op de hoek met de Maasstraat en de Anjelierstraat te Gent, op de plaats van de huidige watertoren (van circa 1950); in 1200 verheven tot zelfstandige parochiekerk, toegewijd aan de Heilige Catharina. Gesloopt in 1579. In de jaren 1680 werd zij verplaatst naar de Vroonstalledries, in vroegere eeuwen het centrum van het koninklijk domein Marka.
Onder het Franse bewind werden de nieuwe gemeentegrenzen vastgelegd en werd Wondelgem van het Vrije Gent definitief bij de stad gehecht. Door zijn gunstige ligging dicht bij de stad Gent, lange tijd bekend om zijn buitenverblijven en lusthoven met voornamelijk landelijk karakter. Vanaf eind 19de eeuw toename van arbeidende bevolking als gevolg van de uitbouw van de Gentse haven en industrie in de kanaalzone, een gedeelte van het grondgebied Wondelgem wordt in 1885-86, 1900 en in 1920 door de stad Gent aangeworven voor verdere expansie van de haven.
Thans voornamelijk woongemeente voor pendelaars en arbeiders tewerkgesteld in de metaalconstructie, bouwmaterialen, confectie en een katoenspinnerij, deels gevestigd op een nieuw industrieterrein aan de Ringvaart (noordelijk deel van de gemeente) en aan het kanaal. Laatste decennium belangrijke uitbreiding van villabebouwing en sociale woningen in nieuwe verkavelingen.
- DE POTTER F. en BROECKAERT J. 1864-1870: Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, reeks I, deel 7, Gent.
- VANAVERBEKE L. 1968: Geschiedenis van Wondelgem, Wondelgem.