Oudste vermelding als Femala (1044). Taalgrensdorp in Droog-Haspengouw. Golvend landschap, dalend van zuid (125 meter) naar west (75 meter). Dit heeft te maken met de loop van de Herkebeek, één van de beken die de Herk voedt, en in het centrum van het dorp drie bronnen heeft. De beek stroomt van oost naar west door het dorp en draait op de grens van Heurne en Heks naar het noorden toe.
In het zuiden van de gemeente liggen de mergelgroeven van Hinnisdael, waar waarschijnlijk reeds in de Romeinse tijd mergel en silex werden gewonnen; de mergel van Vechmaal werd onder meer gebruikt bij de bouw van de basiliek van Tongeren; de laatste ontginningen dateren van 1835; tussen de jaren 1930 en 1960 werden de gangen gebruikt als paddestoelenkwekerij, doch zijn thans niet meer toegankelijk. De grotten werden als landschap beschermd omwille van het typisch openveldlandschap met beboste hellingen, houtwallen, hoogstamboomgaarden, assymetrische dalen en diepe hollen wegen, doch voornamelijk omwille van de geologische ondergrond. Samen met de complexe groevenstelsels van het Zuid-Limburgse Krijtland en het gebied van Caestert behoren de grotten van Henisdael tot één van de belangrijkste vleermuizenhiernacula in West-Europa. In de krijtlagen worden talrijke fossielen aangetroffen. Het gebied herbergt bovendien een zeer diverse kalkrijke flora: een 200-tal platensoorten op 2 vierkante kilometer, waaronder vele zeldzaam voor de streek.
De oudste bewoning klimt op tot het neolithicum. Van de Romeinse aanwezigheid getuigen verschillende vondsten. De heirbaan Tongeren-Bavai vormt de grens tussen Vechmaal en Lauw en vormt thans de verbinding tussen Tongeren en de steenweg naar Luik. Circa 1897-98 werd een Romeinse begraafplaats ontdekt met een grote hoeveelheid potten en een grootbrons van Postumus senior. Op de grens van Heurne met Horpmaal bevindt zich een tumulus waarvan de grafkelder geplunderd werd; zoals de meeste tumuli in Limburg dateert hij waarschijnlijk uit de 1ste of 2de eeuw.
In het Walenveld, tussen de Brugstraat en de Tongersestraat werd in 1987-88 een villa opgegraven, waarschijnlijk reeds kort na 70 na Christus bewoond en met bewoningssporen uit de 2de en 3de eeuw; het was een middelgrote hoeve van 40 meter bij 15 meter, in vakwerk op een onderbouw van silex; zij had het klassieke grondplan, met porticus aan de noordzijde, geflankeerd door twee vooruitspringende hoekvertrekken; onder de westelijke hoekkamer lag een kelder waarvan de muurbekleding bestond uit mergelblokjes; vlak ten zuiden hiervan bevond zich een stenen bijgebouw met hypocaustum; schuren en stallingen waren van hout.
In 1989-90 werd een villa opgegraven in het Zouwveld, onmiddellijk ten zuiden van Heurne en in de buurt van de hogervermelde tumulus; zij werd bewoond in de 2de en 3de eeuw, en werd door brand verwoest circa 275; zij was voorzien van een goed bewaard badgebouwtje, door een gang verbonden met het hoofdgebouw, dat over de gebruikelijke badvertrekken beschikte, en afgewerkt was met beschilderde muurbepleistering; sporen wijzen op bewoning uit de vóór-Romeinse tijd. De omliggende landwegen volgen het tracé van de Romeinse diverticula.
Vechmaal behoorde tot het persoonlijke domein van de graven van Loon, dat in 1366 overgaat naar de Bisschoppelijke Tafel van Luik. Het was nooit een afzonderlijke heerlijkheid. Wel droegen de ridders van Hinnisdael, een Loonse heerlijkheid binnen het grondgebied, ten onrechte de titel "heer van Vechmaal"; aan de heerlijkheid was een laathof verbonden; beide waren van de 12de eeuw tot 1683 in het bezit van de belangrijke familie de Hinnisdael. In 1616 verpandt Ferdinand de Bavière de heerlijkheid Vechmaal aan Denis de Hinnisdael. In 1771 verpandt het kapittel van de kathedraal de heerlijkheden Vechmaal, Bommershoven en Haren aan kanunnik graaf de Velbrück, in 1784 aan graaf d'Ansembourg.
Het huidige gehucht Sint-Pieters-Heurne, in het westen van de gemeente, was een afzonderlijke Loonse heerlijkheid met een eigen heer, en in het ancien régime een afzonderlijke gemeente (confer Sint-Pieters-Heurne), dat in 1616 eveneens in het bezit van de familie de Hinnisdael komt.
Op bestuurlijk gebied had Vechmaal een jaarlijks verkozen burgemeester.
Tijdens de oorlogen van Lodewijk XIV was de gemeente verplicht zware schulden te maken om aan de militaire opeisingen te voldoen en de door de troepen veroorzaakte schade te herstellen. In 1677 heeft het dorp te lijden van plunderende troepen. In 1693 plunderen Franse troepen het dorp en de kerk; na hun vertrek heerst er dysenterie onder de inwoners. In 1703 of 1704 branden Franse soldaten verschillende huizen af.
De parochie omvatte volgens sommige auteurs ook Horpmaal en Sint-Pieters-Heurne. De Sint-Martinuskerk was een filiaal van de kerk van Hoeselt. De kerk maakte deel uit van de primitieve dotatie, door bisschop Eraclus (959-971) geschonken aan het in 963 gestichtte kapittel van Saint-Martin te Luik. De stichting schijnt echter ouder: het was een autonome kerk ten tijde van de schenking. Het dominium van het kapittel omvatte in Vechmaal, buiten de kerk, een belangrijke grondbezit, dat door één van de kanunniken werd beheerd, en de dotatie van zijn prebende vormde. Zowel het patronaatsrecht als vrijwel de totaliteit van de tienden behoorden aan het kapittel van Saint-Martin, evenals die van Heurne. Een gedeelte van de tienden waren in het begin van de 12de eeuw eigendom van een zekere Walter, die dit recht afstaat aan de abdij van Stavelot; dit gedeelte komt in 1138 eveneens in bezit van het kapittel. Een ander gedeelte van de tienden was eigendom van het kapittel van Tongeren.
Vechmaal was steeds een landbouwdorp, thans afgestemd op tarwe, suikerbieten en fruitteelt, zonder industrie. In de 19de eeuw werd op ambachtelijke schaal mergel gepoeld in acht kleine groeven. Door het ontbreken van plaatselijke tewerkstelling is het bevolkingscijfer gedaald ten opzichte van het einde van vorige eeuw. Een groot deel van de actieve bevolking is forens.
Het nederzettingspatroon wordt bepaald door de bronnen en de loop van de Herkebeek. De structuur is dat van een hoopdorp, waarbij de bebouwing zich van oudsher concentreert bij de bronnen en in het beekdal, dat gekenmerkt wordt door boomgaarden en weilanden. De akkers bevinden zich op de hoger gelegen zuidelijke en oostelijke delen. De bebouwing wordt nog steeds getypeerd door het grote aantal gesloten hoeven.
Het primitieve stratenpatroon, confer Ferrariskaart (1771-77) bleef vrijwel ongewijzigd behouden. De oude weg naar Luik, reeds vermeld in de 13de eeuw, liep, vóór de aanleg van de steenweg Sint-Truiden - Luik in 1715-1719, doorheen de gemeente; aangezien de steenweg ten zuiden van de gemeente werd aangelegd, lag het dorp sinds die periode aan geen enkele belangrijke verbindingsweg. Ook de Tongersestraat is een zeer oude weg, eveneens reeds in de 13de eeuw vermeld.
Oppervlakte: 714 hectare. Aantal inwoners: 554.
Bron: PAUWELS D. & SCHLUSMANS F. met medewerking van MUYLDERMANS E. & ROMBOUTS J. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kanton Borgloon, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n4, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Boerenwoning
Omvat
Dwarsschuur
Omvat
Gemeenteschool
Omvat
Gesloten hoeve
Omvat
Grotten van Henisdael
Omvat
Hekslaan
Omvat
Henisdael
Omvat
Hoeve
Omvat
Hoeve in U-vorm
Omvat
Hoeve in U-vorm
Omvat
Hoeve in U-vorm
Omvat
Hoeve Janvier
Omvat
Hoeve met complexe vorm
Omvat
Onze-Lieve-Vrouwekapel
Omvat
Semi-gesloten hoeve
Omvat
Semi-gesloten hoeve
Omvat
Sint-Pieters-Heurne
Omvat
Twee oude perenbomen
Omvat
Vechmaallaan
Omvat
Zomereik als grensboom
Is deel van
Heers
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Vechmaal [online], https://id.erfgoed.net/themas/14041 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.