Beersel is een deelgemeente van de gelijknamige hoofdgemeente en grenst ten oosten aan Linkebeek, ten zuiden aan Alsemberg. De Zenne vormt de westelijke grens van de gemeente met Lot, Ruisbroek en Sint-Pieters-Leeuw. Ten noorden sluit Beersel aan bij Drogenbos en Ukkel.
Geschiedenis
In Beersel zijn er vooralsnog geen sporen van prehistorische, Romeinse of Frankische bewoning teruggevonden. In de 9de eeuw behoorde Beersel tot een groot gebied dat door Angela van Brabant aan de Sint-Pieterskerk van Keulen werd geschonken. Deze schenking ging vermoedelijk verloren als gevolg van de invallen van de Noormannen in de 10de eeuw. De Heren van Aa heersten er vervolgens als onafhankelijke heren. Pas in de loop van de 13de eeuw zouden de hertogen van Brabant Beersel in bezit gekregen hebben. De hertog van Brabant bezat er het hogere recht terwijl de Meyer van Rode er het dagelijkse gezag voerde (ook over Alsemberg en Rode). De kerkelijke rechten gingen naar de abdij van het Heilig Graf te Kamerijk.
Beersel ontstond uit twee woonkernen die op de Ferrariskaart (1770-1778) nog herkenbaar zijn: Neerbeersel in de Zennevallei ten hoogte van het kasteel en nu bekend als Nering en anderzijds Opbeersel het huidige dorpscentrum. Ook Laarheide wordt in de literatuur als woonkern vermeld doch dat kan niet via kaartmateriaal bevestigd worden.
In 1300 woonde Godevaard van Hellebeke op het kasteel van Beersel. Mogelijk bouwde hij het eerste kasteel. Hij ontving in dat jaar de jachtrechten van hertog Jan II. Via vererving kwam Beersel in handen van de Van Witthems. Met het geslacht van Witthem (Hendrik I, II en III) in de 14de eeuw komt de gemeente tot bloei. Hun wapenschild wordt sinds 1985 gebruikt als gemeentelijk wapen. Zij bouwden het feodale kasteel van Beersel. In 1391 mocht Jan van Witthem zich heer van Beersel noemen en een eigen schepen aanstellen. De Brusselaars vernielden het kasteel van de van Witthems in 1489. Ook het dorp werd platgebrand. De kerk van Beersel dankt vele schenkingen en stichtingen aan Hendrik III van Witthem. In de kerk bleven de graftekens van hemzelf, z'n echtgenote en ouders bewaard. De van Witthems bezaten het domein tot in de 17de eeuw waarna het via de familie Cusance overgaat naar de van Arenbergs. Het kasteel verviel en werd een steengroeve.
Parochie
Beersel was bij zijn ontstaan niet meer dan een annex bij de parochie en heerlijkheid van Rode. De oudst bekende oorkonde betreffende de parochie Beersel dateert uit 1190. Het is een akte waarbij de bisschop van Kamerijk de parochie Sint-Genesius-Rode met zijn afhankelijkheden Beersel en Linkebeek schonk aan de kloosterzusters van Vorst. De abdij van Vorst bezat het altaar van Beersel. De tienden van Beersel werden geüsurpeerd door de hertogen van Brabant die ze in 1276 terug schonken aan de abdij van Vorst. Die behield ze vervolgens tot de Franse Revolutie. Parochiaal behoorde Beersel tot het aartsbisdom Mechelen en Brussel. Tot 1559 hing de parochie af van het bisdom Kamerijk en de dekenij Sint-Pieters-Leeuw (1794). Momenteel behoort de parochie tot de pastorale zone Alsemberg en het vicariaat Vlaams-Brabant-Mechelen.
Naam
De oudste vermelding van Beersel zou dateren uit 847 onder de vorm van Bersalis. Het zinnetje "Bersalis in pago bracbantensi" komt dat jaar voor in een akte van Karel de Kale. In 1190 duikt Bersele op, Inferior Bersle (1269), Nederbersela (1292), om in 1313 Beersele te worden, gevolgd door Berselle (1321), Bersele (1328), Berseele (1392). In 1406 wordt voor de eerste keer Beersel gebruikt in een oorkonde. De naam Beersel zou ontstaan zijn uit 'Bher-Sali'. Sali betekent woning, zaal, herenhuis. Over Bher lopen de meningen uiteen van heuvel tot berk, bron, beer, man, echtgenoot, ruig, guur of een eigennaam. Er worden in de literatuur verschillende verklaringen voor de naam naar voor geschoven, gaande van 'woning op de heuvel' tot 'verblijfplaats op een modderige plaats' of 'woonplaats op een kale onvruchtbare plaats'. De meest geciteerde verklaringen wijzen op de vele onontgonnen gebieden in de gemeente.
Gemeentewapen
Het wapenschild van de deelgemeente is ontleend aan het wapenschild van de heerlijkheid Witthem: in zilver een uitgeschulpt blauw kruis.
Geografie
De deelgemeente ligt op een zandachtige heuvelrug die uitsteekt boven de Zennevallei, getuige onder andere de naam Laarheide. Het Hoogveld was van oudsher de vruchtbaarste streek met klei aan de oppervlakte. De hoogte van Beersel varieert van 24 m (grens Drogenbos) tot 119 m (Hoogveld – sanatorium) boven zeepeil. De kerk ligt op 85 m hoogte. De gemeente ligt op de rechteroever van de Zenne. Ze is de enige deelgemeente waar de Molenbeek niet doorheen stroomt. In het hoger gelegen heuvelland liggen de kleinere beken zoals de Zitterbeek (grens Beersel-Lot), de Rollebeek die het water opvangt van de Laakbeek of Sint-Lambrechtsbeek en de kasteelgracht voedt en de Kelleborre. Op de Dachelenberg ontspringt de Zand- of Fleurbeek, op Dweersbos ontspringt de Linkebeek.
Ontsluiting
De gemeente ligt langs de weg Brussel-Halle via Sint-Gillis en Ukkel. De Steenweg op Ukkel verbond zeker al in de 18de eeuw het dorpscentrum direct met de grote route. Vanuit het dorpscentrum liep de huidige Lotsetraat naar de Zennebrug in het huidige Lot. Wanneer in 1704-1706 de Bergensesteenweg (Brussel-Anderlecht-Halle-Bergen) aangelegd wordt, gevolgd door de Alsembergsteenweg (Brussel-Alsemberg) in 1741 en de Alsembergsesteenweg (Alsemberg-Dworp-Halle) omstreeks 1830, vervalt de oude baan over Beersel tot een secundaire weg. Beersel blijft verstoken van alle grote nieuwe ontsluitingsprojecten. In 1960 wordt de R0, ring rond Brussel, aangelegd. Een afrittencomplex wordt in Huizingen aangelegd, niet in Beersel. De spoorlijn 26 Halle-Schaarbeek (1896-1930) loopt over Beersels grondgebied, evenwel zonder een station in Beersel.
Bebouwingsgeschiedenis
Beersel bleef lang weinig bebouwd. Nog in de 18de eeuw concentreerde de bebouwing zich op de heuveltop waar ook de kerk stond, de omgeving van het kasteel in de vallei, de Hoogstraat en de Steenweg op Ukkel. Op de steenweg was tevens het gehucht Dachelenberg gelegen. Tegen het midden van de 19de eeuw zijn er beperkte ontwikkelingen te zien langs de Rollebeekstraat en het traject van de heirbaan Brussel-Helkijn.
Die situatie wijzigt niet meer tot in de 20ste eeuw wanneer de wijk Nekkers wordt verkaveld. De Uweberg, nochtans in het centrum van de gemeente, bleef onbebouwd tot in het midden van de 20ste eeuw wanneer er arbeiderswoningen en enkele villa's werden opgetrokken waaronder de villa voor Herman Teirlinck.
Beersel wordt traditioneel geassocieerd met de feodale burcht van Beersel in de Zennevallei. De waterburcht ontstond omstreeks 1300. Op de nabijgelegen heuveltop ontstond het religieuze en wooncentrum van de gemeente. De religieuze architectuur wordt vertegenwoordigd door de Sint-Lambertuskerk die in 1913-1915 in neogotische stijl op een oudere site werd opgetrokken. Op de Alsembergsteenweg staat de modernistische Sint-Agneskapel uit 1963. Verder staan verspreid over de deelgemeente verschillende 19de-eeuwse kapellen.
De private woningbouw kenmerkt zich voornamelijk door onbeschilderde en onbepleisterde bakstenen dubbelhuizen van twee bouwlagen onder een zadeldak daterende uit de tweede helft van de 19de en 20ste eeuw. Gepleisterde gevels zijn er eerder uitzonderlijk. De vormgeving is vaak niet uitgesproken soms kan een lichte cottage-, art-nouveau- of art-deco-inslag herkend worden. Tot de uitzonderlijke panden behoort de pastorie uit de 18de eeuw in traditionele stijl. Een opvallend laat-20ste-eeuws complex is het ouderlingentehuis De Ceder uit 1990-1995 naar ontwerp van Van Dessel-Van Hee. Opmerkelijk in de woningbouw is de veelvuldig voorkomende gevelafwerking in cimorné.
Tot ver in de 19de eeuw bleef Beersel een uitgesproken landbouwgemeente en nog steeds is er een belangrijk landbouwareaal. In de 20ste eeuw werd de fruitteelt belangrijk. De hoevebouw beperkt zich tot kleine bakstenen hoeves, vaak van het langgerekte type en daterend uit de tweede helft van de 19de eeuw. Tot de oudere en historisch belangrijke ontginningshoeves behoort het 18de-eeuwse Hof te Hongarije in de Hongarijestraat. Als een nevenfunctie bij een landbouwuitbating ontstonden verschillende stekerijen en brouwerijen in Beersel. Zodoende ontstond in de tweede helft van de 19de eeuw de stekerij Vandervelden en stekerij Oud Beersel. In het dorpscentrum bleven gebouwen bewaard van stekerijen, brouwerijen en kaasfabriekjes in een utilitaire baksteenarchitectuur. In Beersel zijn geen grootse brouwershuizen bekend die als dusdanig herkenbaar zijn in het straatbeeld. De gemeente kent geen grote historische industriële complexen.
Het opkomende toerisme in de Vlaamse Rand in het begin van de 20ste eeuw is te Beersel aantoonbaar met twee als vakantiewoningen gebouwde villa’s in de Constant Bauneweg nummers 6 en 8 uit 1902 en 1912 en enkele cottagevilla’s langs de Stoofstraat uit het interbellum.
Auteurs: Mertens, Joeri
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Alsembergsteenweg
Omvat
Constant Bauneweg
Omvat
Dachelenbergstraat
Omvat
Grote Baan
Omvat
Herman Teirlinckplein
Omvat
Hof te Hongarije
Omvat
Hoogstraat
Omvat
Kasteelstraat
Omvat
Kerkveldstraat
Omvat
Laarheidestraat
Omvat
Lobbos
Omvat
Lotsestraat
Omvat
Nering
Omvat
Sanatoriumstraat
Omvat
Steenweg op Ukkel
Omvat
Stoofstraat
Omvat
Uwenberg
Is deel van
Beersel
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Beersel [online], https://id.erfgoed.net/themas/14068 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.