Oppem ()

Oppem vormt vandaag een klein maar landelijk gehucht van Meise, kadastraal onder Wolvertem. Het is gelegen ten noordwesten van het centrum en vertoont een typisch glooiend landschap. Eeuwenlang maakte het deel uit van Brussegem maar bij de fusie van 1977 werd het bij Meise gevoegd. Ondanks de aanleg van de Kardinaal Sterckxlaan in 1939, als verbinding van Meise en Brussegem, behield Oppem een vrij geïsoleerd en landelijk karakter.

De naam Oppem zou afkomstig zijn van het Germaanse 'upa-heim' wat kan geïnterpreteerd worden als hoger gelegen woning. De hogere ligging van de ovale dorpskern vormt tot vandaag een beeldbepalend element in de omgeving. In 1147 komt de benaming Ophem voor.

Volgens recente literatuurgegevens lag het nu verdwenen hof van Ophem dat zich ten westen van de Sint-Stefanuskerk bevond, ter plaatse van de huidige school, aan de basis van de ontwikkeling van dit op een heuvel uitgebouwde gehucht. Als leengoed van Groot-Bijgaarden was het in bezit van het oude riddergeslacht van Ophem waarvan al vertegenwoordigers worden vermeld in het cartularium van de abdij van Grimbergen (1132-1243). Later werd het hof van Ophem opgesplitst in drie verschillende hoven met een hof ten oosten van de kerk, het latere Sterckxhof, en ten noordwesten van de kerk het Hof ten Steene dat in de 14de eeuw in het bezit was van Gielis van Ophem.

Zoals hoger vermeld ressorteerde Oppem van oudsher burgerlijk onder Brussegem, terwijl de geestelijke zorg viel onder de voogdij van de omstreeks 1128 gestichte abdij van Grimbergen met inspraak van Meise voor de bediening. Vanaf de 14de eeuw was Oppem trouwens ook belast met de bediening van Amelgem. In 1826 werd Oppem erkend als zelfstandige parochie.

Van 1806 tot 1810 werd Oppem bij keizerlijk decreet van Napoleon een zelfstandige gemeente met Guillielmus Sterckx als ‘maire’. Nadien kwam het opnieuw onder Brussegem en bij de fusie van 1977 werd Oppem bij Meise gevoegd.

Op de Ferrariskaart van 1770-1778 wordt 'Ophem' weergegeven als een kleine woonkern met rond de kerk de drie grote hoven; de rest van de bebouwing en enkele omhaagde boomgaarden strekken zich uit ten zuiden hiervan. Rond de kern wordt de omgeving ingenomen door velden en akkers. Zeker tot halverwege de 19de eeuw bleef de situatie nagenoeg ongewijzigd.

Het huidige Oppem wordt nog steeds gekarakteriseerd door het hoger gelegen kerkje met de monumentale 17de-eeuwse pastorie en de omringende historische hoeven, het Hof ten Steene en het Sterckxhof, als overblijvende getuigen van de intense agrarische bedrijvigheid die het gevolg was van de vruchtbare omgeving. Aan de Oude Oppemstraat bleef een andere historische hoeve bewaard, zij het in sterk gerenoveerde toestand: het Hof te Heelbeke, ook Polderhoeve genaamd behoort tot de oudste pachthoeven te Oppem en wordt al vermeld in 1346 (Adamus de Helbeke). Bij de registratie van de verkoop op 9 oktober 1461 is er sprake van t' Hoff geheten t’ Hoff te Heelbeke gelegen in de prochie van Ophem bij Wolverthem. In 1600 telde het hof 32 bunders en 60 roeden, het moest cijnzen afdragen aan het leenhof van Dendermonde en aan het kapittel van Sint-Gummarus te Lier.

Op de Ferrariskaart (1770-1778) wordt dit hof aangeduid als een grote, nagenoeg gesloten hoeve met als benaming C(en)se Telbeeck. Ten zuidwesten lag een ruime boomgaard. In de Atlas van de Buurtwegen wordt de hoeve weergegeven als De Polder ferme. Ze bestaat op dat ogenblik uit twee tegenover elkaar gelegen L-vormige volumes met toegang in de noordelijke en zuidwestelijke hoek. In de boomgaard staat ook een bakhuis. In 1885 is er op het kadaster sprake van reconstruction et demolitions partielles waarbij het noordwestelijke volume verdwijnt, evenals het bakhuis (fournil) in de boomgaard, die wordt omgezet in bouwland. Het zuidoostelijke volume daarentegen blijft behouden maar ondergaat wijzigingen. Eigenaar was Emile Donaat Van Meyel, Brussel. Volgens de mutatieschetsen van 1907 ondergaat dit deel nogmaals wijzigingen geregistreerd als agrandissement in eigendom van de Burgerlijke Godshuizen Etterbeek. Op dat ogenblik wordt ook een nieuw volume ingetekend aan de westzijde. Ten tijde van de inventarisatie (februari 2015) lagen de vermoedelijk 17de- 18de-eeuwse, geprofileerde moerbalken buiten.

Door de inplanting van een sociale woonwijk ten noordwesten van de kern in 1976 in opdracht van Providentia, is de bevolking van Oppem sterk toegenomen.

  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Mutatieschetsen en bijhorende mutatiestaten Merchtem, afdeling III (Brussegem), 1885/5, 1907/11 (Hof te Heelbeke).
  • Atlas van de Buurtwegen, opgesteld naar aanleiding van de wet op de buurtwegen van 10 april 1841, schaal 1:2.500 (overzichtsplannen schaal 1:10.000).
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • DE MOLINA J.A. 1995: De pachthoven te Oppem, Berla 40, 7-11.
  • HEYVAERT J. 2005: Meise, Van oorsprong tot 1940, Meise, 21, 168-189.

Auteurs:  Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 2018: Oppem [online], https://id.erfgoed.net/teksten/298390 (geraadpleegd op ).


Oppem ()

Gehucht met als centrum het op een hoogte ingeplant kerkje, een oude hoeve en de pastorie, traditionele bestanddelen van een oude domaniale woonkern.


Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs:  De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Oppem [online], https://id.erfgoed.net/teksten/121220 (geraadpleegd op ).