Ossel ontwikkelde zich vanuit een straatgehucht op het grondgebied van Brussegem, dat heden een deelgemeente is van Merchtem. Ossel is gelegen ten zuiden van de dorpskern van Brussegem en wordt gekenmerkt door een dorpskarakter met een kleinschalige, verspreide en landelijke bebouwing. Sinds het derde kwart van de 19de eeuw wordt Ossel doorsneden door de Brusselsesteenweg. Vanaf later in de 20ste eeuw wijzigde en verdichte het dorpsweefsel door recentere bebouwing.
Vermoedelijk was er al een nederzetting op deze locatie tijdens de Gallo-Romeinse periode. De typische perceelstructuur van rechthoekige blokken, afgebakend door veldwegen, kan hiernaar verwijzen. Mogelijk ontwikkelde zich tijdens de Frankische periode vanuit die Gallo-Romeinse kern Oppersele, een nieuwe kern Ossensele, die later zou uitgroeien tot een villaparochie. Die parochie ontstond vanuit een hof, waar tot in de 13de eeuw het ridderlijk geslacht van Ossele leefde. Het oudste Hof te Ossele bevond zich in de nabijheid van de kerk, namelijk nabij het Hof ter Logiën; nadien was er een Hof te Ossele tussen Ossel en Amelgem.
De naam Ossel, voorheen Osensella (1148), Ossensele of Ossele (1220), wijst op een Frankische oorsprong en zou verwijzen naar “de zaal”/”het huis van Oodse”. Ossel behoorde in de Frankische periode tot het bisdom van Kamerijk en vormde één van de moederparochies. Brussegem, Meuzegem, Wolvertem, Rossem, Impde en zelfs Londerzeel waren op die manier aan Ossel ondergeschikt. Oorspronkelijk werd de parochie Brussegem volledig omsloten door de moederparochie Ossel, die gewijd was aan Sint-Jan de Doper. Lokale heren zouden Wolvertem, Meuzegem, Impde en Rossem van Ossel afscheiden. Londerzeel bleef tot in het tweede kwart van de 12de eeuw afhankelijk van Ossel. In 1139 schonk bisschop Nicolas van Kamerijk Ossel en Londerzeel aan de abdij van Affligem, die als belangrijkste tiendheffer tot het einde van het ancien régime de bediening verzekerde. In de decennia daarna verkreeg de abdij van Affligem nog andere – niet alleen kerkelijke – eigendommen in Ossel in haar bezit. Daarnaast had ook de abdij van Grimbergen bezittingen in Ossel. Ossel bestond – in de lijn van het hofstelsel – uit een uitgestrekt gebied van hoven en landbouwgronden in handen van diverse heren, zoals lokale heren, de Berthouts, heren van Grimbergen, en de hertogen van Brabant.
Een publicatie uit het einde van het ancien régime vermeldt Ossel als een afzonderlijke gemeente in het kanton Grimbergen, terwijl ze voordien als dorp en parochie ressorteerde onder de hertog van Brabant. Vanaf 1810 werd Ossel samen met Oppem bij Brussegem gevoegd. Op administratief vlak zou ze tot de gemeentelijke fusie van 1976 samen met Oppem, Amelgem en delen van Bollebeek en Mollem behoren tot Brussegem. Op parochiaal vlak behoorden Oppem en Amelgem tot de parochie van Meise, en waren Bollebeek en Mollem zelfstandige parochies. Ossel bleef ook na de fusie met Merchtem onderdeel van Brussegem.
De oorspronkelijke dorpsstructuur is nog het best afleesbaar op de Ferrariskaart (1770-1778). Daarop is de ontwikkeling van Ossel als een straatgehucht rondom een oost-west-georiënteerde as te zien. De vroegere Opperzelestraat (heden de as Osselstraat – Kasteelstraat) verbond de Heirbaan Brussel-Merchtem via Ossel met Amelgem en verder tot Meise. Zowel de parochiekerk Sint-Jan de Doper als de in 1758 gebouwde pastorie ten westen ervan, lagen langs deze as.
Al op 16de-eeuwse kaarten was er ook sprake van een baan tussen Wemmel en Ossel. Dit tracé van zuidoost naar noordwest zou bepalend zijn voor het latere situering van de Brusselsesteenweg, maar was eeuwenlang slechts een veldweg. Plannen om een steenweg aan te leggen tussen Brussegem en Wemmel, kregen pas vorm in de jaren 1820 en 1830. Voor het grondgebied van Brussegem vond de aanleg plaats omstreeks 1837. Midden-19de-eeuwse historische kaarten, zoals de Atlas van de Buurtwegen (1843-1845), tonen de nieuw aangelegde Brusselsesteenweg, die op dat moment nog grotendeels onbebouwd was. Circa 1964 werd door de provincie beslist de steenweg te verbreden en recht te trekken, onder andere ter hoogte van het dorp van Ossel.
De Brusselsesteenweg die van noordwest naar zuidoost het gehucht doorsnijdt, breekt met de oorspronkelijke evolutie en creëert een opvallende scheiding tussen de kern van het gehucht met de Sint-Jan-de-Doperkerk en het zich ten oosten uitstrekkende kasteeldomein van het Hof Ter Logien, ten opzichte van de ten westen van de steenweg gelegen pastorie. Voor het overige bewaart Ossel nog beperkte restanten van de oorspronkelijke landelijke bebouwing, zoals het Hof ter Eiken nabij de kerk of een hoeve met losse bestanddelen, verder ten westen van het gehucht gelegen aan de Osselstraat.
Auteurs: Verhelst, Julie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verhelst J. 2019: Ossel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/312226 (geraadpleegd op ).
Gehucht met dorpskarakter in het centrum, dat echter door de brede baan naar Merchtem wordt doorkruist, zodat kerk en kasteel afgesneden zijn van de pastorie en de daarachter gelegen boerderijen.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Ossel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/121221 (geraadpleegd op ).