Tot de fusie een zelfstandige enclave van 151 hectare binnen Westerlo. Naamgeving teruggaand op de heerlijkheid Zoerle, lange tijd een bezit van de heren van Perwez. In de Middeleeuwen bestaande uit twee heerlijkheden, Zoerle-Parwijs en Zoerle-Westerlo.
Zoerle-Parwijs hoorde bij het Land van Geel en was achtereenvolgens in het bezit van de geslachten Berthout (vóór 1155-1366), van Hoorne (Perwez) (1366-1484), de Merode (1484-1601), van Wittem-van den Berg (1601-1640), van Lorreinen (1640-1761) en de Rohan (1761-1795), zie Westerlo/Oevel.
Zoerle-Westerlo ressorteerde onder Westerlo met als heren de kapittels van Utrecht, het geslacht van Wesemael (tweede helft van de 12de eeuw) en na verwikkelingen de familie de Merode (definitief vanaf het vierde kwart van de 15de eeuw - eerste kwart van de 16de eeuw).
De Sint-Niklaasparochie, teruggaand op een 14de-eeuwse kapel en een kapelanie van Westerlo, werd in 1703 feitelijk afgescheiden van Westerlo en officieel erkend in 1733, ze werd bediend door de abdij van Tongerlo.
Dorpskom door brand geteisterd in 1755 en 1866. Een bekend inwoner van het dorp was Jacobus-Nicolaus Lemmens (Zoerle-Parwijs 1823-Zemst 1881), stichter van het befaamde Lemmensinstituut en vereerd met een monument naast de kerk ter plaatse van het vroegere kerkhof. Mogelijk iets oudere architectuur dan in de andere gehuchten van Westerlo met een kenmerkende aanwezigheid van kleinschalige dorpswoningen (zie Sint-Antonius-, Sint-Niklaasstraat en Zoerledorp). Het historische stratenpatroon werd ten westen van de dorpskern vervormd door de aanleg van een transitobaan als deel van de verbindingsweg tussen Herentals en Aarschot. Her en der enkele voorbeelden van de voor de streek kenmerkende langgestrekte hoeven uit de 19de en de 20ste eeuw.
- DIRIKEN P., Geogids Geel-Olen-Westerlo, s.l., 1994, p. 80.