Gemeente aan de rechteroever van de Schelde, met een oppervlakte van 209 ha en 2.692 inwoners (1.1.1996), sinds 1965 gefusioneerd met Oudenaarde. Ename grenst ten noorden aan Nederename, ten oosten aan Mater, ten zuiden aan Volkegem en ten Westen gelegen tegenover Eine en Oudenaarde met de rechtgetrokken Schelde als grens. Het landschap vertoont een overgang van west naar oost van een smalle strook alluviaal gebied met natte gronden over goede vlakke landbouwgronden naar de valleiwand van de Boven-Schelde die tot 65 m hoogte bereikt aan de grens met Mater. Op deze valleiwand strekt zich het historisch en ecologisch waardevolle landschap uit van het Bos t' Ename. Daar bevonden zich voornamelijk "pastura" of gedegradeerd bosgebied waarvan de kern in 1063 bezit werd van de abdij van Ename en geleidelijk tot eind 13de eeuw door de abdij verder werd verworven. Circa 1290 vatte de abdij er de herbebossing aan. Vanaf midden 16de eeuw ontstond één aaneengesloten bos dat sedert dan de benaming Bos t' Ename verkreeg hoewel het zich ook uitstrekte op Mater, Nederename en Volkegem. Het bosareaal breidde zich stelselmatig verder uit en door een doelmatig beheer betekende het een belangrijke inkomstenbron voor de abdij. Bij de afschaffing van de abdij in 1795 besloeg het bos een oppervlakte van 150 ha. In het derde kwart van de 19de eeuw werd het bos bijna volledig ontgonnen doch tegen eind 19de eeuw werd 60 ha opnieuw bebost. Thans omvat het centraal gedeelte van het gebied van circa 60 ha een gemengd loofbos met overwegend zomereik en es naast homogeen populierenbos met ondergrond van hakhout.
Naast de Schelde, op de site van het castrum, de middeleeuwse portus en latere abdij werden sporen aangetroffen die getuigen van menselijke aanwezigheid in de prehistorie, namelijk in het laat-Neolithicum, late Bronstijd en IJzertijd. In het gebied gevormd door het Bos t' Ename werden eveneens sporen van menselijke occupatie aangetroffen uit het midden en laat-Neolithicum. Op grond van recente Romeinse vondsten in de Sint-Laurentiuskerk is het mogelijk de onmiddellijke omgeving als Romeins landbouwareaal te interpreteren.
In de vroege middeleeuwen maakte Ename deel uit van een groot domein, de villa "Ehinham" waarvan de zetel gelegen was te Nederename nabij de Sint-Vedastuskerk, de oudste kerk van het domein, en waaruit later twee dorpen Ename en Nederename zouden voortkomen. De vroegste bekende vermelding van Ename als "Ehinham" (eind 9de eeuw) had nog op het gezamenlijk grondgebied betrekking. Germaans toponiem waarvan het tweede lid afkomstig is van "hamma" met de betekenis van een landtong uitspringend in een inundatiegebied, hier van de Schelde. In de 11de eeuw, toen Ename in tegenstelling tot vroeger een veel belangrijker centrum geworden was dan Nederename, was er sprake van "Iham superior" of Opper-Ename om het te onderscheiden van "Eiham Inferior" of Nederename.
Na de annexatie in 925 van Lotharingen bij het Duitse rijk, werd de Schelde de grens tussen Frankrijk en het Duitse rijk. Deze rijksgrens groeide steeds meer uit tot een conflictzone, mede door de expansiedrang van de Vlaamse graaf. Om het hoofd te bieden aan militaire acties vanuit Frankrijk en Vlaanderen van over de Schelde richtte de Duitse keizer Otto II aan de rijksgrens drie markgraafschappen op: Antwerpen, Valenciennes en tussen beide Ename, en voorzag hen van een versterkte burcht. De graafschappen Chièvres en Biest in de gouw Brabant werden samengevoegd tot de mark Ename. Het geslacht van Verdun of van de Ardennen werd aangewezen als markgraaf, belast met de verdediging van het territorium. Circa 974 werd daartoe op 900 m ten Zuiden van de Sint-Vedastuskerk een castrum gebouwd met strategische ligging op het Noorduiteind van een ham of landtong omgeven door de meanderende Schelde. Naast een indrukwekkende donjon was er een paleis met kapel bediend door een kapittel van kanunniken. Bij de burcht ontwikkelde zich een belangrijke portus of handelsnederzetting. De bloei van deze pre-stedelijke nederzetting werd gestimuleerd door het tolrecht op de Schelde, de aanwezigheid van een markt en een haven. Het belang van de portus blijkt ook uit de oprichting van nog eens twee kerken naast de burchtkapel door markgraaf Herman van Verdun (998-1024), namelijk de Sint-Salvatorskerk midden in het havenstadje en de Sint-Laurentiuskerk meer Oostwaarts bij een vermoedelijke driesnederzetting op vroeg-middeleeuwse landbouwgrond. Boudewijn V, graaf van Vlaanderen, nam in 1033 de burcht van Ename in. Aan de opkomst van Ename als stad in wording kwam voortijdig een einde. In 1047 werd het noordelijk deel van de mark Ename ingelijfd bij Vlaanderen zodat het van dan af ressorteerde onder de kasselrij van het Land van Aalst. Omstreeks 1050 zou de portus verdwenen zijn maar de twee portuskerken bleven bestaan. Het reeds bestaande Oudenaarde nam de commerciële rol van Ename over. In het kader van een demilitarisatie van het gebied schonk de graaf van Vlaanderen het territorium van de burcht weg voor de stichting van een benedictijnerabdij (1063-1070). Het klooster installeerde zich aanvankelijk in de overgebleven burchtgebouwen doch kort nadien trokken zij tegen de Sint-Salvatorskerk een nieuwe abdij op. De Sint-Laurentiuskerk bleef de parochiekerk van Ename dat het karakter aannam van een agrarisch dorp. De abt van de Enaamse Sint-Salvatorsabdij was heer van de heerlijkheid Ename en bezat het patronaat over de kerk. Hun uitgebreide bezittingen strekten zich echter ver buiten de omliggende dorpen uit. De abdij bezat dan ook talrijke rechten op kerken en tienden. De vooraanstaande positie van het leenhof van Ename binnen het Land van Aalst blijkt uit de aanwezigheid van een baljuw, meier, vierschaar, schepenbank en prater. De abdij had herhaaldelijk te lijden van plundering en vernielingen maar werd telkens heropgebouwd. In 1795 werd de Enaamse Sint-Salvatorsabdij echter afgeschaft, het complex openbaar verkocht en kort nadien grotendeels gesloopt. De abdijsite naast de Schelde werd echter door geen nieuwe bebouwing ingenomen. Het terrein van het castrum daarentegen werd doorsneden door de spoorlijn Kortrijk-Denderleeuw (1868).
De hoofdstructuur van de historische kern van het dorp is in het huidige centrum van de gemeente nog goed te lokaliseren. Het grondpatroon ervan was beperkt tot twee nog bestaande haakse assen waarop wellicht al sinds de late middeleeuwen een dicht geconcentreerde bebouwing in T-vorm voorkwam.
Het hoofd van de T ligt op de thans ook nog belangrijkste verbindingsweg, namelijk de steenweg Aalst-Oudenaarde, op Ename in de 17de eeuw bekend als de Dendermondse Heerweg (heden Abdijstraat en Martijn van Torhoutstraat) en voortkomend van een oud wellicht zelfs pre-Romeins wegtracé namelijk de verbindingsweg Gent-Doornik parallel aan de rechtse Schelde-oever; wegdek uit de Gallo-Romeinse periode bij een opgraving (1941-45) aangesneden. Loodrecht op voornoemde verkeersweg en in de as van de Sint-Salvatorsabdij ligt de tweede as met opeenvolgend het Enameplein (het grote dorpsplein), de Lijnwaadmarkt en de Zwijndries die vermoedelijk als driesuitloper ontstaan zijn. De twee eestgenoemde pleinen die aanvankelijk een geheel vormden bewaren elementen die herinneren aan hun drieskarakter. Samen met de Zwijndries werden zij op de vermaarde jaarmarkt van Ename als marktplein benut.
Verondersteld wordt dat aan de Zuidwestzijde ervan nabij de parochiekerk Sint-Laurentius de vroeg-middeleeuwse landbouwnederzetting kan worden gesitueerd waaruit het dorp verder geëvolueerd is. De reeds in de tweede helft van de 18de eeuw gekasseide as, gevormd door de Beaucarnestraat aan het Enameplein, de Lijnwaadmarkt en Zwijndries staat via Katteberg in Zuidelijke richting in verbinding met de steenweg Oudenaarde-Geraardsbergen. Reeds in de tweede helft van de 19de eeuw was de opmerkelijke geconcentreerde bewoning in de historische dorpskern uitgegroeid tot lintbebouwing. De smalle voetwegen werden verbreed tot straten. Sinds de jaren 1970 kwamen in het Zuidoostelijkdeel van de gemeente op de wijk Riedekens en Hongerije nieuwe woonwijken tot stand. Door wegverbreding van de steenweg Aalst-Oudenaarde en de sterk toegenomen bebouwing aan deze as zowel richting Nederename als richting Leupegem is voornamelijk via deze as de gemeente geëvolueerd tot de randstedelijke agglomeratie van Oudenaarde.
Bron: BOGAERT C., LANCLUS K., TACK A. & VERBEECK M. 1996: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Oudenaarde, Stad Oudenaarde met fusiegemeenten, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 15n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen; Verbeeck, Mieke; Tack, Anja
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Abdijsteeg
Omvat
Abdijstraat
Omvat
Annekensstraat
Omvat
Café In de Klok
Omvat
Dorpskern Ename met archeologische site en Bos t’Ename
Omvat
Dorpskom Ename
Omvat
Kasseiweg Katteberg
Omvat
Paardemarktstraat
Omvat
Sint-Laurentiusstraat
Omvat
Wallestraat
Omvat
Zwijndries
Is deel van
Oudenaarde
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Ename [online], https://id.erfgoed.net/themas/14110 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.