Aan een grote buitenbocht aan de linkeroever van de Schelde in Zandlemig-Vlaanderen gelegen landelijk woondorp met een oppervlakte van 369 hectare en met 894 inwoners (1.1.1996). In 1971 bij Oudenaarde gevoegd. Ten noordoosten grenzend aan Zingem (Zingem), ten zuidoosten aan Welden en Nederename volgens de Schelde, ten zuidwesten aan Eine en ten noordwesten aan Mullem. De oudste vermelding van de naam Heurne dateert van 989. Het toponiem gaat terug op het Germaanse "Hornjou", wat spits of heuvel betekent en hiermee verwijst naar de heuvel die vrij steil afdaalt naar de Schelde. Daar ontwikkelde zich het dorp. De oudste bekende archeologische vondsten gaan terug tot de Karolingische tijd. Naar alle waarschijnlijkheid maakte Heurne deel uit van een rij versterkte torens aan de Schelde ten tijde van de Noormannen. In de middeleeuwen waren er kerkelijke banden met de Sint-Pietersabdij (de parochiepatroon is Sint-Amandus) en met Eine, waarmee Heurne als heerlijkheid samenhing. De "baronnie, heerlijcheyt en Prochie van Eyne en Heurne" was één van de vier Beerijen van Vlaanderen. De heer ervan was pair en Beer van Vlaanderen als heer van één van de oudste en belangrijkste heerlijkheden van Vlaanderen. Het zogenaamde "Hof ten Toren", een oude heerlijkheid, is reeds vermeld in een vernieuwd handschrift van 1539. Binnen het huidige grondgebied van Heurne bestond er nog een andere belangrijke heerlijkheid: Axelwalle, met een eigen kasteel voorheen een burcht, een achterleen van Heestert waarvan de Hoobroucks in de 17de en 18de eeuw heer waren.
Heurne hoorde bij de kasselrij Oudenaarde en was een landbouwgemeente, maar vanaf de 14de eeuw werd de vlasnijverheid voor de komende eeuwen het hoofdbestaansmiddel. Tijdens de Hervorming werd ook Heurne geteisterd door verscheurdheid en leed onder vervolging, oorlog en emigratie naar het protestantse noorden. De Slag van Oudenaarde werd ook gedeeltelijk in de velden van Heurne uitgevochten. Heurne, een eertijds landbouw- en lijnwaaddorp, heeft weinig vruchtbare grond. In de 18de eeuw stelde de landelijke textielnijverheid een overgroot deel van de bevolking te werk. De grote crisis van het midden van de 19de eeuw teisterde de gehele dorpsstructuur en Heurne verloor 1/5 van zijn bevolking. Daarna volgde er een herstel, onder meer door de aanleg van de spoorlijn Oudenaarde-Gent in 1861. Bij de oude nederzettingen in Heurne strekt zich een uitgebreid koutercomplex uit, de Molenkouter, de Grote Heurnekouter en de Kleine Heurnekouter. Het betreft wellicht oorspronkelijk gescheiden kouters, elk bij zijn nederzetting, die later door ontginningen aan de rand, tot één geheel zijn geëvolueerd.
Het oude wegentracé is de baan van Doornik aan de Schelde naar Gent, behalve een kleine afwijking ter hoogte van het zogenaamd "Hof ten Toren", volgt de huidige Heurnestraat deze weg. De dorpskom van Heurne, gelegen aan de Heurnestraat en gekenmerkt door rijbebouwing aan de kerk en lintbebouwing aan de uiteinden, werd in 1918 zwaar beschadigd. Voorts vertoont het dorp een verspreide bebouwing. De laatste jaren is een evolutie naar residentiële functie vast te stellen. Ten zuiden, sluit het straatdorp bijna volledig aan bij de lintbebouwing van Eine. Ten noorden, naar Zingem toe doet zich ongeveer dezelfde tendens voor.
- BERINGS G., 1989: Landschap, geschiedenis en archeologie in het Oudenaardse, Oudenaarde, 79-80.
- LAMIROY M., 1978: Heurne zoals het vroeger was, Oudenaarde, 5-61.