Het landelijke Mater vormt met zijn oppervlakte van 1.318 ha de grootste deelgemeente die aan het grondgebied van stad Oudenaarde werd toegevoegd bij de fusie van 1971. Mater telt 2121 inwoners (1.1.1996). In het noorden begrensd door Nederename en Welden, in het oosten door Zwalm (Nederzwalm-Hermelgem en Sint-Denijs-Boekel) en Horebeke (Sint-Maria-Horebeke), in het zuiden door Maarkedal (Maarke-Kerkem) en in het westen door Volkegem, Ename en Nederename. Het behoort geografisch tot Zandlemig Vlaanderen en tot de Vlaamse Ardennen. Kenmerkend voor het landschap is het sterk golvend reliëf met gemiddelde hoogte van 60 tot 80 m; in het noorden aan de rand van de Scheldevallei slechts 15 m hoog doch opklimmend tot 103 m op één van de hoge plateaus, namelijk op de Varent in het zuiden
Talrijke diep ingesneden beekvalleien waarvan de Spouwwaterbeek en de Sint-Amelbergabeek na samenkomst de Oossebeek vormen die te Welden uitmondt in de Schelde. Vruchtbare en goed gedraineerde zandleem- tot leemgronden lenen zich tot geschikte landbouwgronden. Ongeveer 36 ha bos in het noordwesten op de wand van de Scheldevallei, behoort tot het historisch en ecologisch waardevolle "Bos t' Ename" waarvan het grootste gedeelte op Mater gelegen is (zie Ename).
De gemeentenaam, die begin 10de eeuw "Materna" luidde, is van laat-prehistorische herkomst en wijst op vroege bewoning in het gebied. "Matrona" zou als aanvankelijke benaming van de Sint-Amelbergabeek, waarvan de bron in het dorpscentrum ontstaat, verwijzen naar de Keltische moedergodin die aan plaatsen met een bron werd vereerd. Met de christianisatie werd de godin en haar vruchtbaarheidscultus vervangen door de Sint-Amelbergafiguur. Ook in de Romeinse periode blijkt er ontegensprekelijk bewoning te zijn geweest. Naast enkele archeologische vondsten wezen de toponiemen Kaster en Oosse, respectievelijk als benaming van een Gallo-Romeinse versterking en nederzetting, reeds vroeger in die richting. De resultaten van archeologische prospectie tonen de aanwezigheid van Gallo-Romeinse nederzettingen aan te Mater, onder meer in de omgeving van Kaster. In 1992 werden door de Archeologische Werkgroep Zuid-Oost-Vlaanderen aan Duisbeke, ongeveer halverwege tussen Borreweg en Meerhem aan de zuidoostelijke straatzijde, sporen gevonden van een Gallo-Romeinse agrarische nederzetting; daarbij kwamen de funderingen van veldsteen aan het licht van een rechthoekig gebouw met steunberen dat geïnterpreteerd wordt als een schuur. Op dezelfde vindplaats trof men kuilen met artefacten aan, voornamelijk scherven, uit de Karolingische tijd. Over Mater liep de Romeinse weg Hofstade-Velzeke-Kortrijk. Deze weg zou op Mater een deel van de oostelijke gemeentegrens met Sint-Maria-Horebeke zuidwaarts gevolgd hebben om in het centrum ten noorden van Materplein naar het westen te lopen via Ruitersstraat en Wolvenberg over Volkegem. Tot het middeleeuwse wegennet wordt de noord-zuid-as vanuit Welden gerekend gevormd door Ronsen Heerweg, Gaverstraat, Kerkgate en Karel Martelstraat die na een zwenking westwaarts verder loopt in het diverticulum Vloesberg-Volkegem. Parallel aan voorgaand tracé loopt nog een oude noord-zuid-as vanaf Meerhem over Duisbeke, Tissenhove en Jagerij naar de wijk Varent. Tenslotte bestaat in het zuiden van Mater nog een oud tracé als onderdeel van de verkeersweg Oudenaarde-Geraardsbergen.
In de vroege middeleeuwen kwamen te Mater op de hoger gelegen plateaus meerdere nederzettingen voor, elk horend bij één van de diverse kouters die samen een uitgestrekt koutercomplex vormen. Het Sint-Martinuspatrocinium van de Materse parochiekerk laat vermoeden dat een eerste bidplaats ook al in de vroege middeleeuwen (6de tot 8ste eeuw) tot stand kwam. De lokale legende, waarvan de authenticiteit wordt betwijfeld, verhaalt dat de Heilige Amelberga, beschermheilige van Mater, in de 8ste eeuw te Mater een kerk bouwde gewijd aan Sint-Martinus. In 998 schonk Arnulf, markgraaf van Valenciennes, de kerk van Mater aan de Gentse Sint-Pietersabdij. Deze laatste behield sindsdien het patronaatschap. Het huidige dorpscentrum, gelegen aan de Sint-Amelbergabron en palend aan de Sint-Amelbergakouter, bezat volgens G. Berings mogelijk naast de verdwenen oude parochiekerk ter hoogte van de Sint-Amelbergakapel, een burchtsite die de kern vormde van de nederzetting en heerlijkheid Mater. Het toponiem Borgveld en de vermelding van een castrale kapel vormen de grondslag voor deze hypothese.
Later kwam de heerlijkheid Mater aan het machtige geslacht van Gavere die in de 13de eeuw eveneens heren waren van Schorisse en daar een nieuw kasteel oprichtten.
Mater vormde nadien één van de zeven dorpen ressorterend onder de baronie Schorisse in de kasselrij van het Land van Aalst. Sinds begin 16de eeuw ging de baronie opeenvolgend over in handen van de familie de Lalaing, de Berlaymont en van Egmont. Het klooster van het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal van Oudenaarde bezat bestuurlijke invloed te Mater en de Gentse Sint-Pietersabdij inde er tienden. Te Mater lagen nog andere heerlijkheden geënclaveerd waar onder Oosse en Ter Mote. De Sint-Salvatorsabdij van het aangrenzende Ename had ook bezittingen te Mater.
De dorpskom die centraal ligt in de gemeente, verwijderd van drukke verkeerswegen, vertoont een uitgesproken centrumkarakter in zijn stratenpatroon: vijf straten uit diverse richtingen convergeren naar het Materplein. In de dorpskern is de bebouwing voornamelijk geconcentreerd aan de as Karel Martelstraat - Materplein - Kerkgate. In de voorts sterk verspreide bebouwing valt de aanwezigheid op van nog talrijke grote gesloten hoeven. Het huidige wegennet gaat grotendeels terug op oude wegtracés met benamingen teruggaand op oude toponiemen. Wijziging van het bebouwingsbeeld in de 20ste eeuw voornamelijk door verbouwing of vervanging van bestaande woningen en door aangroei van nieuwbouw aan een beperkt aantal assen met reeds relatieve woondichtheid namelijk in de dorpskern aan de as Kerkgate-Materplein-Karel Martelstraat, deels aan de steenweg Oudenaarde-Geraardsbergen zogenaamd Hauwaart in het zuiden van de gemeente en voorts voor een deel aan de Noord-Zuidweg zogenaamd Jagerij in het oosten van Mater. Bij uitzondering werd aan de Keirestraat eind de jaren 1960 een sociale woonwijk gerealiseerd waarvoor een nieuwe straat zogenaamd Klokkeveld in lusvorm werd aangelegd. Voorts ontbreken verkavelde gebieden en vertoont Mater in tegenstelling tot aangrenzende gemeenten een nog uitgesproken en overheersend landelijk karakter.
Van de aan de landbouw gebonden nijverheden bewaart Mater nog twee in oorsprong oude watermolens aan de Oossebeek naast een houten standaardmolen in een kenmerkend molenlandschap gevormd door de hoge molenkouter bij Tissenhove naast Horebeke. Twee andere windmolens, namelijk de "Ter Cruyssemolen" aan de Kruiskouter (zie Ruitersstraat) en de "Molen te Noendale" of "Zavelmolen" aan Hauwaart waren respectievelijk verdwenen in 1932 en in 1889. Van de twee landelijke brouwerijen aan de steenweg Oudenaarde-Geraardsbergen groeide de 450 jaar oude brouwerij Roman uit tot een modern industriëel bedrijf met internationaal karakter. De uitbating van minerale bronnen, hier minstens bekend sinds de 18de eeuw, wordt tot heden nog door het bedrijf zogenaamd "Sint-Amelbergabronnen" in het dorpcentrum voortgezet.
- BERINGS G., Landschap, geschiedenis en archeologie in het Oudenaardse, Oudenaarde, 1989, p. 19-26, 32, 44-52.
- DEVOS P., De dorpskom van Mater, Monumenten en Landschappen in Oudenaarde (2), Oudenaarde, 1990, p. 68-71.
- ROGGE M. - DE MULDER G., Het archeologisch onderzoek van het distrigas-projekt in Zuid-Oost-Vlaanderen Een voorlopig rapport, in Zottegems Genootschap voor Geschiedenis en Oudheidkunde, Handelingen, VI, 1993, p. 188-192.
- TACK D., Herinneringen aan Mater in prentkaarten en oude foto's, Oudenaarde, 1978.
- TACK G. - VAN DEN BREMT P. - HERMY M. - CHARLIER G., Bos wastine. Historische ecologie, (in voorbereiding).
- VAN HOOLANDT G., Bijdrage tot de geschiedenis van Mater, Mater, 1986.