Dit klein landelijk woondorp met een oppervlakte van 566 ha en met 744 inwoners (01.01.1998) is gelegen in Zandlemig-Vlaanderen, grenst ten noorden aan Kruishoutem (Wannegem-Lede), ten oosten en ten zuidoosten aan Oudenaarde (Eine en Bevere), ten zuiden aan Moregem, ten westen aan Wortegem en ten noordwesten aan Kruishoutem (Nokere).
Ooike is steeds een landbouwgemeente geweest en werd in 1976 verdeeld tussen Oudenaarde en Wortegem-Petegem. Het Oostelijke deel werd toen bij Oudenaarde gevoegd (zie Bouwen door de eeuwen heen, 15 n 1, p. 445-448) en de dorpskern hoort sedertdien bij Wortegem-Petegem. Ooike heeft een sterk golvend reliëf uit het interfluvium tussen Leie en Schelde, variërend van 27m tot 70m met vooral vruchtbare en goed gedraineerde zandleem- en leembodems, natter in de beekdepressies. Archeologische vondsten uit het Romeinse tijdvak kunnen wijzen op een oude bewoning. Als "Hoica" voor het eerst vermeld in 964 in de annalen van de Sint-Pietersabdij van Gent. De in de Salische wet vermelde "Edycke", "ycke" is van Keltische oorsprong, een degelijke naamverklaring ontbreekt echter. Ooike behoorde tot de kasselrij Oudenaarde en meer bepaald tot het "Pago Curtracense", het district van Kortrijk. Ooike behoorde tot 1614 toe aan de heren van Baronaige "gezegd de le Weede", daarna aan de familie Vandermeere, van 1646 tot 1718 aan de familie van Maerselaer om te worden aangekocht door de familie della Faille d'Huysse, heren van Huise en Oudegoede. Op 11 februari 1736 werd François-Albert della Faille heer van Ooike. Deze familie bleef heer van Ooike tot de Franse omwenteling.
De godsdienstoorlogen van de 16de eeuw verwoestten het dorp en de Slag van Oudenaarde (1708) werd er deels uitgevochten. In de 15de tot de 16de eeuw en vooral in de 18de eeuw was Ooike naast een landbouwdorp ook een nijverheidsgemeente, waar de lijnwaadnijverheid een ontwikkeling kende die aanhield tot 1840-1850. Eind 17de eeuw - begin 18de eeuw werd de Sint-Amanduskerk gebouwd, het patronaatsrecht behoorde toe aan het kapittel van Doornik, en werd het dorp ontsloten door de steenweg Oudenaarde-Deinze (Deinzestraat). Vanaf de de tweede helft van de 19de eeuw volgde een crisisperiode. Het sterk landelijk karakter van eertijds kende de laatste decenia een achteruitgang, de meeste hoeven zijn niet meer in uitbating. Sedertdien werd het meer en meer een forensengemeente. De dorpskom van Ooike wordt gekenmerkt door aangepaste losse landelijke bebouwing, voorts een sociale woonwijk in de Vlaamse Ardennenstraat en recente villabouw aan de Deinzestraat.
- DE LONGIE A., Ooike in woord en beeld, Oudenaarde, 1978.