Grote grensgemeente (2.328 ha, 2117 inwoners in 1986) in Zandlemig Vlaanderen in het gebied tussen de IJzer en de Zuid-Vlaamse bergen. Landelijk dorp met woonfunctie voor pendelaars naar Noord-Frankrijk, echter in afnemende mate. Watou is voornamelijk een landbouwgemeente met hop als typische teelt. In 1910 waren er nog zes brouwerijen en 121 herbergen, heden is er echter nog maar één brouwerij in werking en een teruglopend aantal herbergen. De windmolens verdwenen in het begin van de 20ste eeuw.
Eerste vermelding in 1123 als Wathewa (1207 Watuwa; 1519 Watuwe). De etymologische betekenis van Watou is 'moerassige weide'.
Op het grondgebied Watou waren er zes heerlijkheden. De heerlijkheid Watou was afhankelijk van het leenhof van Cassel. De zetel ervan bevond zich in de huidige hoeve 'Het Blauwhuis' en de eerste heer was Thierry, burggraaf van Diksmuide. In 1629 werd Karel van Ydeghem de nieuwe eigenaar van de heerlijkheid Watou, en werd hij door Filips IV tot graaf van Watou verheven. Het wethuis van het graafschap was op de markt gelegen: het huis met de schandpaal (Watouplein nummer 2). In 1620 bouwde zijn zoon Johannes van Ydeghem een kasteel ten zuidwesten van de dorpskom (zie Kasteelstraat nummer 1). Dit werd echter verwoest tijdens de Franse Revolutie (1793), op de brug en de poort na. De heerlijkheid Cortewylle was een samentrekking van de heerlijkheden 't Hoflandt, Poolvoorde, ter Stulbrugghe en 't heerschap ter Visscherie. Het wethuis hiervan was de voormalige herberg 'Sint-Joris' (Watouplein nummer 17). De huidige boerderij 'De Kortewilde' was vermoedelijk de zetel van deze heerlijkheid. Het wethuis van de heerlijkheid Douvie was eveneens op het Watouplein gelegen (Moenaardestraat nummer 2). Voorts was er de heerlijkheid Noorthouck, waarvan het wethuis op de plaats van het huidige gemeentehuis stond, in 1743 verkocht aan de graaf van Watou. De heerlijkheid Beauvoorde behoorde aanvankelijk toe aan de familie Briarde, wiens stamhuis het kasteel van Beauvoorde was. En ten slotte de heerlijkheid Merchem, die slechts nominaal gekend is.
1678-1713: Watou wordt samen met Poperinge ingelijfd bij Frankrijk in het kader van de oorlogen van Lodewijk XIV. De vermelde oorlogen, de beeldenstorm (1566) en voornamelijk de Franse Revolutie (1793) brachten veel schade toe aan het dorp, zichtbaar aan onder meer de kerk en het kasteel.
In het eerste kwart van de 20ste eeuw volgt een aansluiting met buurtspoorweg (tramlijn 115) Poperinge-Watou-Proven-Roesbrugge-Veurne.
Gaaf kerndorp, dat wordt gekenmerkt door lintbebouwing aan de invalswegen: ten noorden van het plein, de Moenaardestraat (richting Roesbrugge-Haringe), ten oosten de baan naar Poperinge (de Douvieweg), en ten zuiden de Steenvoordestraat (richting Frankrijk). De dorpskern bestaat uit twee grosso modo rechthoekige marktpleinen (het Watouplein en de Kleine Markt) van elkaar gescheiden door de Heidebeek, en gedomineerd door de centraal gelegen parochiekerk Sint-Bavo midden in een omhaagd kerkhof (Kerkhofplein).
Ten zuidwesten van de dorpskom bevindt zich een omwald herenhuis, op de plaats van het vernield kasteel van 1620, met een behouden brug en poort. Ten zuidwesten ervan, in de Steenvoordestraat, ligt de kasteelhoeve.
Ten zuidoosten van de dorpskom situeert zich nieuwe bouw (de Schutterswijk). Het gehucht Sint-Jan-ter-Biezen ligt aan de Douvieweg, tussen Poperinge en Watou. Abeele, een Frans-Belgisch gehucht, bevindt zich aan de Steenvoordestraat.
- RUBBRECHT L.A. 1910: Geschiedenis van Watou, Brugge.
- TILLIE W. 1979: Gemeenten die Poperinge groot maken. Proven, Krombeke, Reningelst, Roesbrugge, Haringe, Watou, Aan de Schreve VX.3, 20-28.