Uitgestrekte gemeente van 1778 hectare en 1318 inwoners (1974). Matig golvend reliëf met vruchtbare lichte zandleem tot zandleembodems, doorsneden door verscheidene beekdepressies.
De oudste vermelding (806) komt voor als Fletrinum, naar de Vleter of Vleterbeek. In 1076 werd het gebied verdeeld in twee parochies: Westvleteren en Oostvleteren. Onder de heerlijkheden van de parochie waren deze van Oost- en West-Zwijnland, deze behoorden toe aan de abt van Sint-Bertinus te Sint-Omaars, het hofland van Kassel en het domein van Coppenolle, deze laatste was eigendom van de baronnen van Croisilles en van de graven van Izegem. Het patronaatschap van de parochie Westvleteren werd in 1197 door de bisschop van Terwaan aan de Augustijnerproost van Watten (Noord-Frankrijk) verleend. In 1255 verleende Lambertus, bisschop van Terwaan, toestemming aan de kloosterlinge Gertrudis om zich bij de reeds bestaande kapel van Sixtus te vestigen. In 1355, verlieten de zusters Westvleteren en vestigden zich te Lumbres. In 1371 kwam de Duinenabdij in het bezit van het verlaten kloostergoed. Begin 17de eeuw vestigde zich een groep eremijten nabij deze kapel. Eén van hen, Gilles de Lattre, stichtte aldaar een Birgittijnenklooster. In 1783 werd deze orde door decrees van Jozef II opgeheven. De gebouwen werden verkocht en afgebroken. In 1815 werd een nieuwe kapel gebouwd; in 1831 kwamen enkele peters van de trappistenabdij van de Katsberg (Noord-Frankrijk) op het goed "De Baenst", nabij de kapel wonen. Uit deze stichting, groeide de Sint-Sixtusabdij. Het gehucht, ontstaan rond deze kloosterinstelling, wordt in de volksmond "Sint-Sixt" of de "patershoek" genoemd. Het omliggende, uitgestrekte bos zie kaart van graaf de Ferraris (1771-1778), werd voornamelijk in de 19de eeuw eeuw ontgonnen door de kloosterlingen en door armere bevolking. Dit blijkt uit de bebouwing, die vooral bestaat uit kleine 19de-eeuwse boerenarbeidershuisjes. In 1858 werd in de "patershoek" een school gebouwd.
Landbouwgemeente met afnemend inwonersaantal (1989 inwoners in 1920), wet het teruglopend aantal herbergen en winkeltjes tot gevolg heeft. Het is sevens een woondorp voor pendelaars naar het Ieperse en het Kortrijkse. Behalve de Sint-Sixtusbrouwerij (Trappist), gesticht in 1838, is er geen industriële bedrijvigheid. Tot het eerste kwart van de 20ste eeuw telde Westvleteren een drietal molens: de "Dismolen" of "Decaaltsmolen" in de Krombekestraat, de "Vinkemolen" aan de Eikhoek en de "Dekkersmolen". Gemeente gelegen aan de voormalige buurtspoorweg Ieper-Diksmuide. Aanleunend bij het type straatdorp, pleinvorming ter hoogte van de parochiekerk, in de bocht van het geasfalteerde Westvleterendorp. Voornamelijk uitgebouwd in zuidelijke richting langs Westvleterendorp, met bochtig tracé. Concentratie van 19de-eeuwse bebouwing: breedhuizen van één à twee bouwlagen onder pannen zadeldaken langs vermelde straten. Ten oosten, achter de kerk nieuwe bouw. Twee gehuchten gelegen ten zuiden en ten zuidwesten van de dorpskom, respectievelijk de "Eikhoek" en "Sint-Sixt" of de "Patershoek". Verspreide hoevebouw met losse bestanddelen onder meer historische hoeve zogenaamd "Tempeliershoeve" (Eikhoekstraat, nummer 51) ten zuiden van de dorpskom.
- VANDEPUTTE F. 1847: Westvleteren, Annales de Société d'Emulation IX, p. 227-233.
- VANDEPUTTE F. 1842: Histoire du couvent de St.-Sixte à Westvleteren, Brugge.