Grensgemeente van 1792 ha met 1627 inwoners (1989), sinds 1977 deeluitmakend van de gemeente Heuvelland; gelegen aan de taalgrens, in Zandlemig-Vlaanderen en de Zuidvlaamse Bergen, aan de Leie en de Franse grens; ten noorden en ten noordoosten vormt de Douve de grens met Dranouter en Wulvergem. Overwegend meestal goed gedraineerde en vruchtbare zandleem- en leembodems, netter in de beekdepressies.
Nieuwkerke komt voor het eerst voor in 1080 onder de benaming Nova ecclesia. Deze plaats, die ook West-Nieuwkerke werd genoemd, behoorde aanvankelijk toe aan de abdij van Zonnebeke. Er was reeds een kapelanie in 1271. De Z.-uitloper tot aan de Leie, "La branche d'Oosthove" (zie hoeve "Oosthove"), sloot op bestuurlijk vlak aan bij Nieuwkerke, kerkelijk echter hoorde het bij de aangrenzende parochie Ploegsteert. Naast de dorpsheerlijkheid lagen op het grondgebied Nieuwkerke nog een aantal andere heerlijkheden onder meer Niepkerke (zie Niepkerkestraat) en een groot deel van de Vierschaar van Oekene en Spiere zie de straatnaam Spiervelden. Nieuwkerke behoorde tot de kasselrij Belle (Bailleul), en, tot de kasselrij Waasten sinds het grensverdrag (1769) tussen de Oostenrijkse Nederlanden en Frankrijk cf. vier bewaarde grenspalen met dubbele arena en drie relies gelegen aan de Mitoyen-, de Zak-, de Eikel- en de Zwartemolenstraat (Dranouter).
Tijdens de middeleeuwen kende Nieuwkerke een bloeiende lakennijverheid; de wolwevers verkochten hun produkten in eigen hallen te Ieper, Antwerpen en Gent. Nieuwkerke was een belangrijk centrum met een grote kerk, een ruime marktplaats wear wekelijks markt werd gehouden, een hal met stadhuis, en een kasteel. Laatst genoemde was gelegen op een terp ten zuiden van de kerk, en werd verwoest in 1477 door de Fransen. De lakenindustrie, sinds 1427 gekenmerkt door een lichte recessie tengevolge de beperkende maatregelen van Filips de Goede, kende een ware terugval ten tijde van de godsdienstoorlogen; in 1582 vernietigde een geweldige brand de ganse gemeente, talrijke lakenwevers weken definitief uit naar Engeland.
In 1608 waren stadhuis, hal en kerk wederopgebouwd; geleidelijk hernam de weverij van lichte wollen stoffen, "bayen" genaamd; deze textieltraditie bleef, naast de vlas- en linnenindustrie, doorleven tot in de Franse tijd.
De hal en het stadhuis werden in 1647 nogmaals verwoest door de Fransen; de in 1648 heroprichte zogenaamd "Halle-jong", was gelegen op de westkant van de Markt en werd afgebroken in 1844.
Thans voornamelijk landbouwactiviteit en woongemeente voor pendelaars. De gemeente werd tijdens de Eerste Wereldoorlog volledig verwoest zie onder meer Britse militaire begraafplaatsen: Maple Leaf Cemetery, Romarin (Niepkerkestraat), Westhof Farm Cemetery (Eikelstraat), Kandahar Farm Cemetery (Wulvergemstraat) en op het kerkhof bij de Onze-Lieve-Vrouwekerk (Markt).
Na de Eerste Wereldoorlog werd de gemeente wederopgebouwd naar het aanlegplan van architect F. Tilley (Elsene). De vooroorlogse configuratie, zoals afgebeeld bij Sanderus (1641), werd behouden. Dorpskom met centraal plein, Markt genaamd, gedomineerd door de parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw. Bebouwing geconcentreerd rondom de Markt en fangs de uitvalswegen: ten zuiden, de Niepkerkestraat, en langsheen de oostwest-as, - de baan Ieper-Belle en de voormalige tramlijn Ieper-Nieuwkerke-Steenwerck (sinds 1950 uitgebroken) -, met name aan de Belle- en de Ieperstraat. Recente verkaveling ten oosten van de Markt. Voorts, verspreide hoevebouw onder meer enkele historische hoeven: "Westhove", "Ingelshof', "sense du Don", "Oosthove"
Uit archiefonderzoek blijkt dat de wederopbouw van verscheidene hoeven, woon- en handelshuizen gebeurd is naar ontwerp van architect F. Tilley (Elsene); hij ontwierp onder meer het ouderlingentehuis, de gemeentescholen met directeurswoningen voor jongens en voor meisjes. Deparochiekerkis naar ontwerp van architect J. Viérin (Brugge). Andere architecten als M. Dujardin (Komen), O. Carpentier (Poperinge), K. Laloo (Izegem), D. Deleu (Komen), C. Schmidt (Poperinge), G. Fache (Moeskroen), D. Hano (Elsene), waren tevens hetzij in mindere mate, betrokken bij de wederopbouw van Nieuwkerke.
- DIRIKEN P., Geogids Heuvelland, Toeristische-Recreatieve-Atlas van West-Vlaanderen, St.-Truiden, (1988), p. 26-28.
- VAN ACKER L., Wol- en lakennijverheid te Nieuwkerke in de Franse tijd, in Biekorf, LXXX, 1980, p. 42- 44.
- VAN HILLE W., De heerlijkheid Nieuwkerke, in Iepers Kwartier, XII, 1977, p. 86-91.
- VERHELST C., West-Nieuwkerke: beschrijving en geschiedenis, Brugge, 1877.