Deelgemeente van Wervik sinds 1 januari 1977. Landbouw- en woondorp van circa 6000 inwoners en 2108 ha. Ligging in Zandlemig-Vlaanderen, op de oostgrens met de Westhoek; aan de weg Ieper-Menen-Kortrijk, aan de A19.
Matig golvend landschap doorsneden door beken waarvan de Reutelbeek veruit de belangrijkste is. Deze beek, ook Geluwebeek genoemd, doorkruist de gemeente vanuit het noordwesten in zuidoostelijke richting om te Menen in de Leie uit te monden; vermoedelijk initiële factor in het ontstaan van de nederzetting, zie Ligging van de in oorsprong romaanse Sint-Dionysiuskerk met de belangrijkste dorpsheerlijkheid zogenaamd "Ter Woestine" of "'t Hof van Geluwe" (Vrouwstraat nummer 14) ten oosten ervan, op de rechter beekoever; nu deels overwelfd in de dorpskom. De in 1756 aangelegde "steenweg" Ieper-Menen-Kortrijk - grosso modo parallel aan de Reutelbeek- bepaalde verder de dorpsstructuur met kern ter hoogte van de plaats waar beek en "steenweg" elkaar het dichtst naderen.
Eerste vermelding in 1085 als Geleve waarvan de etymologische betekenis zou neerkomen op: gele rivier of geel water.
Tijdens het Ancien Régime behoorde Geluwe tot de roede van Menen, geïntegreerd in de kasselrij Kortrijk.
Opvallend hoge versnippering op feodaal gebied. Het verwarde net van heerlijkheden, allodiale gronden en lenen werden overzichtelijk beschreven door de gemeentesecretaris E. Huys in zijn "Geschiedenis van Geluwe" -eerste uitgave van 1891- die een belangrijke bijdrage betekende voor de Westvlaamse geschiedschrijving.
De hier vanouds ingeburgerde vlasteelt is thans sterk teruggelopen. De eraan gekoppelde linnennijverheid werd eertijds bevorderd door de aanwezigheid in de omgeving van linnenmarkten (Menen, Kortrijk, Roeselare).
Tabaksteelt vanaf de 18de eeuw, zie het nabij gelegen tabakscentrum Wervik.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog lag Geluwe aan de grens van het Ieperse front. Het dorp werd zwaar beschadigd en het noordelijk gehucht Terhand met de grond gelijkgemaakt. De derde slag om Ieper (1917) stelde een einde aan drie jaar Duitse bezetting.
Na wapenstilstand, oprichting van noodwoningen met medewerking van het Koning Albertfonds onder meer ten zuiden en westen van de dorpskom, en geleidelijke terugkeer van de bevolking.
De definitieve wederopbouw onder leiding van architect H. Hoste (Brugge) herstelde in grote lijnen het vooroorlogse stratenpatroon. Meest opvallende verandering: het rechttrekken en verbreden van de Kerkstraat tussen de Ieperstraat en het westportaal van de kerk op de Sint-Denijsplaats.
Dorpsstructuur tot op heden nog bepaald door de rechte "steenweg" Ieper-Menen-Kortrijk (Ieper-, Menenstraat), echter met knik ten zuiden van de Sint-Dionysiuskerk (Sint-Denijsplaats, Vrouwstraat). Secundaire assen: de andere "steenweg" (Geluwe-Wervik (Wervikstraat; 1772-1778) en de Beselarestraat respectievelijk ten zuidwesten en ten noorden van de kerk.
Voornamelijk lintbebouwing met breedhuizen van één à twee bouwlagen onder pannen zadeldaken.
Doorsnee-wederopbouwarchitectuur in de lijn van de vooroorlogse dorpsbebouwing, echter kwaliteitsvoller aan de Sint-Denijsplaats ten westen en zuidwesten van de kerk.
Nauwelijks reminiscenties aan de vooroorlogse gevelwanden; de Sint-Dionysiuskerk werd echter wel naar het vooroorlogse uitzicht wederopgebouwd. Ook enkele voorbeelden van modernistische architectuur naar ontwerp van of onder invloed van architect H. Hoste (Brugge): naar verluidt vanaf eind 1920 - begin 1930 naar ontwerp van de lokale bouwmeester R. Lernout. Een radicale modernistische estetiek gebaseerd op functionaliteit typeerde het naar plannen van Hoste heropgebouwde bejaardentehuis met kapel; sinds 1975 vervangen door het nieuw gebouwde rusthuis Ter Beke (Beselarestraat nummer 1). Het door hem ontworpen oorlogsmonument bleef bewaard ten zuiden van de kerk.
Buiten de dorpskom, verspreide hoevebouw - op enkele uitzonderingen na - meestal deels of helemaal wederopgebouwd na de Eerste Wereldoorlog; de vooroorlogse lokalisatie bleef doorgaans bewaard weliswaar soms met andere schikking van de hoevegebouwen in een uniformerende, doorsnee-wederopbouwtrant. De kleine hoeven leunen dikwijls aan bij het langgestrekte type; de grote, vaak met historisch belang, zie oude benamingen, vertonen een losse of semi-gesloten opstelling; resten of sporen van een vroegere omwalling zijn niet uitzonderlijk. Een enigszins van het erf afgezonderde tabaksast hoort tot de gebruikelijke hoevebestanddelen; een cichorei-ast, nu als dusdanig in onbruik, is zeldzamer.
Uit archiefonderzoek blijken naast H. Hoste vnl. ook volgende architecten betrokken bij de wederopbouw van Geluwe: M. Dujardin (Komen), C. Evrard (Brussel), C. Halsberghe (Menen), L. en M. Hocepied (Moeskroen), J. Keyaerts (Brussel), A. Latte (Kortrijk),...
Tot de recentere bebouwing behoren de zich voortzettende lint- en villabebouwing aan vermelde dorpsassen. Ook sociale woonwijken waarvan de oudste, zogenaamd "De Nieuwe Wereld", dateert van 1930-1932 (zie Guido Gezellestraat), en meer residentiële verkavelingen als nieuwe woonkernen rondom de oude dorpskom. Voorts, klein industriepark ten noorden van de Ieperstraat.
De gemeente bewaart geen militaire begraafplaatsen uit de Eerste Wereldoorlog. Vanaf 1957 werden de Duitse krijgskerkhoven van Terhand, Koelenberg en dorpskom (Kerkhofstraat) ontruimd en overgebracht naar het "Deutscher Soldaten - Friedhof" te Menen: het Duits mausoleum van Terhand werd opgeblazen.
- Algemeen Rijksarchief, Dienst der Verwoeste Gewesten.
- DEBUF A., e.a., Geluwe, zo was het..., Geluwe, 1985.
- DECUYPERE D., Dorp zonder grenzen 1940-1945 - epicentrum Geluwe, Geluwe, 1985.
- DECUYPERE D., DENYS R., Geluwe in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1973.
- HUYS E., Geschiedenis van Geluwe, derde aangevulde uitgave ingeleid door N. MADDENS en bijgewerkt door D. DECUYPERE, Tielt, 1977.
- MADDENS N., Geluwe op het einde van de XVIde en het begin van de XVIIde eeuw, in De Leiegouw, I, 1959, P.187-213; 11,1960, p. 109-140.
- SMETS M., Huib Hoste, voorvechter van een vernieuwde architectuur, Brussel, 1972.