Gemeente van 1227 ha met 1494 inwoners (1981). Begrensd door Ursel (ten noorden), Zomergem en Hansbeke met de Bellembeek (ten oosten), Lotenhulle (ten zuiden) en Aalter met de Kranepoelloop en Gottebeek (ten westen). Gelegen in de Vlaamse zandstreek.
Tot in de 18de eeuw bleef Bellem schaars bebouwd. Eertijds gelegen aan de rand van het Bulskampveld, de grootste heidevlakte van Vlaanderen. De enige overgebleven vijver van het Bulskampveld hat op de grens van Bellem met Aalter (zie Aalter, Lotenhullestraat). Behalve de Brugse Vaart met haar voormalige forten (gedolven circa 1613) lopen nog verscheidene andere waterlopen en beken door de gemeente die meestal uitmonden in de vaart.
De parochie zou gesticht zijn circa 1240 en samengesteld zijn uit een deel van Lotenhulle (ten zuiden) en een deel uit Aalter (ten noorden). De naam Bellem wordt pas de eerste maal vermeld in 1291 in de rekeningen van de baljuw van de Oudburg van Gent waartoe de gemeente bestuurlijk en fiscaal behoorde.
De weg van Aalter naar Hansbeke splitste de gemeente in twee delen. Het deel ten zuiden van de weg werd verdeeld onder de heerlijkheden Schuurvelde (ten westen) en Schoonberge (ten oosten); laatstgenoemde was een enclave van de gelijknamige heerlijkheid te Aalter waaronder eveneens het goed van de Cisterciënzerinnenabdij van Marquette bij Rijsel ressorteerde en verder het Goed te Kromeke en het Klein Goed te Kromeke. Dit zuidelijk deel onder de invalsweg is zelfs vandaag nog grotendeels bebost.
In het deel ten noorden van de weg lagen vijf kleine enclaves van Schuurvelde, waarvan vele percelen en hofsteden renteplichtig waren onder het Land van de Woestijne. De heer van Bellem was echter de vorst. Rond midden 15de eeuw overleed de laatste heer van Schuurvelde en keerde deze heerlijkheid terug naar het domein van de graaf van Vlaanderen. Van den af waren de heerlijkheden Bellem en Schuorvelde feitelijk verenigd. De baljuw Wyts had een buitengoed iets meer oostwaarts van het latere en huidige kasteel van Bellem. In 1577 verkocht koning Filips II de heerlijkheid van Bellem en Schuurvelde aan Karel Rym, zij werden nu één heerlijkheid zogenaamd "parochie en heerlijkheid van Bellem en Schuurvelde". Door een transactie tussen de heer van Aalter en die van Bellem en Schuurveld in 1747 kwam het totale grondgebied van de parochie Bellem onder de heerlijkheid van Bellem en Schuurveld. De Ryms bleven heren van Bellem tot 1715 toen Theresia Rym, gehuwd met Louis-François, prins van Montmorency, haar vader opvolgde. Hun kleindochter was de laatste "vrouw" van Bellem. De heer van Bellem kocht circa 1635 het buitengoed van Wyts en bouwde circa 1650 een kasteel. In 1655 werd Bellem tot baronie verheven. In 1808 kwam het kasteel en heel het "Bellemsgoed" in handen van de Gentse industrieel Jacob-Lieven van Caneghem, die het kasteel liet heropbouwen en de omringende gronden liet ontginnen en bebossen.
Vrij belangrijk voor de locale geschiedschrijving was het graven van de Brugse Vaart (1613-1623). Naast haar militaire functie in de 17de eeuw als verdedigingslinie tegen de Hollandse troepen met twee forten alhier, was zij vooral economisch van belang. Bellem werd den ook zwaar getroffen bij de invallen van de Hollanders en de Fransen. Later ontstond een concentratie van bewoning aan haar oevers.
Klein dorpscentrum ten zuiden van de gemeente beheerst door de heropgebouwde gotische parochiekerk met omringend kerkhof, en aansluitend het kasteel van Bellem, gelegen aan de verbindingsweg Hansbeke-Aalter. De aanleg van de spoorweg Gent-Brugge (gesloopt stationsgebouw) in 1838 en de E40 autostrade in het tweede tot derde kwart van de 20ste eeuw brachten geen noemenswaardige ontsluiting van het dorp teweeg. Typische landbouwen woongemeente met verspreide (hoeve)bebouwing.
- DE POTTER F. - BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, reeks I, deel 1, Gent, 1864-70.
- RYSERHOVE A. - DEFRUYT R., Het Aalterse van toen , Brugge, 1984.
- RYSERHOVE A. - TONDAT R., Oud Bellem, in Ons Meetjesland, III, 1/2/3/4, 1970, IV, 1/2, 1971.