Gemeente van 579 ha en 3.373 inwoners (1981), gelegen aan de Boven-Schelde aan de westkant van het Scheldedal. Asper grenst ten noorden aan Eke, ten oosten met de Schelde aan Semmerzake, Gavere en Dikkelvenne, ten zuiden aan Zingem en Huise en ten westen aan Ouwegem en Nazareth.
Eerste vermelding in een oorkonde van 963 als Haspra, wat etymologisch op verschillende manieren kan verklaard worden. Oude (reeds vermeld in de 16de eeuw) en recente archeologische vondsten op het grondgebied, gaande van enkele schaarse voorwerpen uit de oude en middensteentijd en talrijke vondsten uit de nieuwe steentijd, metaaltijden en de Romeinse periode wijzen op een vroege bewoning van de streek. De laatste jaren legden systematische opgravingen een Romeinse nederzetting (1ste-3de eeuw na Christus) met begraafplaats en een Merovingisch grafveld bloot op de kouter, zogenaamd "Jolleveld" ten noordoosten van de kerk, tussen de dorpskom en de Schelde. Dit laatste ken wijzen op een belangrijke nederzetting die waarschijnlijk aan de basis ligt van het ontstaan van de latere dorpskom van Asper.
Zeker vanaf de 13de eeuw vormde Asper één heerlijkheid met het aangrenzende Zingem en was afhankelijk van de graven van Vlaanderen tot 1601. Bestuurlijk fiscaal behoorde het gebied tot de kasselrij van Oudenaarde. Op kerkelijk gebied ressorteerde Asper onder het bisdom Doornik, sinds 1559 onder Gent. De tienden en het patronaatsrecht van de kerk behoorden aan de Gentse Sint-Baafsabdij. Andere belangrijke heerlijkheden waren Asper ten Ede, Hove en Walle.
Landschappelijk behoort Asper tot de Scheldevallei en ligt aan de westflank, in de laag gelegen dubbelvallei van Leie en Schelde. Het vormt het zuidelijk deel van Laag België, op de scheiding van zandig en lemig Vlaanderen. Het hoogteverschil bedraagt er amper 8 meter. De Schelde kronkelde met talrijke meanders door de alluviale vallei en veroorzaakte jaarlijkse overstromingen. Door het aanleggen van dijken (onder meer van de landdijk van Heurne naar Eke in 1785, waarop de Steenweg in Asper aangelegd is) en rechttrekken van de rivier onder meer in 1919-1922 waarbij ook de sluis van Asper gebouwd werd, werd hieraan verholpen. De oude dorpskern met kerk werd ingeplant op de gunstig gelegen, hogere en drogere dekzanden die gemakkelijk te bewerken waren en toch op een geringe afstand van de Schelde gelegen waren. Gezien de schrale zandgronden bestond de bebouwing oorspronkelijk slechts uit kleine hoeven, ingeplant langs een grillig stratenpatroon en op de meest droge gronden. In de loop van de 19de eeuw ontwikkelde zich een nieuwe woonkern bij het station Gavere-Asper in het noorden van de gemeente, op de spoorlijn Gent-Oudenaarde die sinds 1857 de gemeente in noord-zuid richting doorkruist. Ook de expresweg Gent-Oudenaarde in het westen oefende een aantrekkingskracht uit voor inplanting van nieuwe wijken onder meer in de Walhoek en Sint-Janswijk. De laatste decennia immers werden meer en meer laag gelegen en moerassige gronden bebouwd en fungeert de gemeente eerder als woon- en "slaapgemeente" voor pendelaars naar het Gentse. Een nieuw industrieterrein werd ingeplant tussen de spoorlijn en de Schelde, in het noorden van de gemeente.
- DE POTTER F. - BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, reeks I, deel 1, Gent, 1864-70.
- VERMEIREN-VANWELDEN M., Van Haspra tot Asper, Asper, 1987.