Landbouwgemeente ten zuidoosten van Gent met 1.756 inwoners (1981) en in oppervlakte (296 ha) de kleinste deelgemeente van Merelbeke. Gelegen in het overgangsgebied van de Vlaamse Zandstreek naar de Zandleemstreek.
Een overwegend open kouterlandschap met wet weiden en bossen op de beperkte vochtige plaatsen, zoals het Gentbos in het noorden van de gemeente dat zich verder uitstrekt op Merelbeke. Bij de zuidoostelijke grens met Moortsele, grosso modo gevormd door de vallei van de Molenbeek, lagen de zogenaamde "Bottelaarse vijvers" die vroeger hoorden bij het domein van "Kasteel Ter Burcht" (zie Moortsele, Gravelos). De Hundelgemsesteenweg in het westen scheidt Bottelare van Schelderode.
Oudst bekende vermelding van "Botelar" in een document van rond het jaar 1000. Bottelare was één van de parochies die in 1226 door de graaf van Vlaanderen in ruil voor bezittingen te Merelbeke en Niepkerke, werden geschonken aan Rodolf, heer van Rode. Van dan af tot het eind van het Ancien Régime maakte Bottelare deel uit van het Land van Rode in de kasselrij van het Land van Aalst. In 1565 werd het Land van Rode verheven tot baronie, in 1682 tot markizaat.
Het belangrijkste leen, afhangend van het Land van Rode, was de heerlijkheid "Ter Burcht" die zelf nog 19 achterlenen bezat in de omgevende parochies. De Gentse Sint-Pietersabdij inde de meeste tienden in de parochie en bezat ook het patronaat over de parochiekerk die aanvankelijk aan Sint-Martinus was toegewijd. Met behulp van giften van het groeiend aantal bedevaartgangers naar de Sint-Annakapel te Bottelare werd in de 18de eeuw een grote nieuwe parochiekerk opgericht die tevens als bedevaartskerk zou fungeren en de naam Sint-Annakerk ontving. Aan de kloosterlingen van het in 1667 gestichte karmelietenklooster in de grenshoek met Moortsele en Munte, werd opgedragen hulp te verlenen bij de parochiale diensten, dit vooral ten bate van de populaire Sint-Annaverering in de parochie.
De industriële bedrijvigheid bleef in de gemeente beperkt tot enkele traditionele 19de-eeuwse landelijke nijverheden (brouwerij en stokerij). De centrale dorpskern rondom parochiekerk en het nabije rechthoekige dorpsplein profileerde zich sterker in de 19de eeuw. De scheiding tussen de bebouwde kern en de voorts in kleine gehuchten gegroepeerde bebouwing vervaagt thans door de aangroeiende woningbouw ten behoeve van pendelaars naar het Gentse.
- DE POTTER F. - BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der Provincie Oost-Vlaanderen, reeks 1, deel 1, Gent, 1864-1870.