Landbouwdorp dat in 1965 fusioneerde met Merelbeke waaraan het in het noorden en het noordwesten paalt. Met een oppervlakte van circa 425 ha telt Lemberge 683 inwoners (1981). Gelegen op een zeer vruchtbare, kleiachtige hoogte (circa 33 m) in het overgangsgebied van Zandig naar Zandlemig Vlaanderen. Hoger gelegen dan de in het oosten en zuiden aanpalende dorpen Gontrode, Landskouter en Moortsele.

De oudste vermelding luidt "Lintberga" en klimt op tot 973. De heerlijkheid Lemberge hing af van het leenhof van Aalst. Vanaf het begin van de 17de eeuw was de heerlijkheid Lemberge met Merelbeke en andere heerlijkheden verenigd onder het geslacht Triest, nadien aan Damarin en Van den Bogaerde. De heer van Lemberge benoemde de baljuw en schepenbank en bezat de drie graden van justitie. Andere delen van de gemeente Lemberge toebehorend onder meer aan de Gentse Sint-Pieters- en de Sint-Baafsabdij, die beide Lembergse gronden in cultuur brachten, en aan andere heerlijkheden, voornamelijk ressorterend onder het Land van Rode. Lemberge telde een aantal oude hoeven met naam waarvan het "Goed te Idegem", voormalige pachthoeve van de Sint-Pietersabdij, waarschijnlijk de voornaamste was. Het patronaat van de kerk werd in 1126 door de bisschop van Kamerijk geschonken aan de abdij van Ename. Tot 1834 werd de kerk bediend door de pastoor van Bottelare.

Op de vlakte in het oosten van de gemeente, aan de Burgemeester Van Gansberghelaan achter de Landskoutersesteenweg, werd in 1914 een Duits vliegveld aangelegd met een vliegtuighal waardoor Lemberge als oorlogsdoelwit heel wat schade opliep. Thans zijn deze goede landbouwgronden evenals het vroegere "Goed ten Bossche" verderop in de straat op de grens met Gontrode, ingenomen door een aantal rijksstations van het Ministerie van Landbouw, onder meer voor landbouwtechniek, kleinveeteelt, plantenveredeling, plantenziekten. Door de toename van woningbouw en de recente inplanting van een industriepark in het noordoosten verliest Lemberge zijn karakter van typisch landbouwdorp.