Landbouw- en woondorp in het overgangsgebied van Zandig naar Zandlemig Vlaanderen, met een oppervlakte van 196 ha en 591 inwoners (1981). Vrij sterk variërend reliëf opklimmend van noord naar zuiden, namelijk van 12 m in de natte vallei van de Molenbeek (grensbeek met Gontrode) over de steile noordelijke helling van de Betsberg tot 60 m aan de grens met Oosterzele (zuid). De spoorlijn Gent-Zottegem-Geraardsbergen doorsnijdt het noorden van de gemeente. De bescheiden landelijke dorpskern ligt ten westen van de rijksweg Gent-Geraardsbergen. De vruchtbare landbouwgronden naast enige bosontginning betekenden steeds de voornaamste bron van inkomsten voor de gemeente. Het Aalmoezenijobos (29 ha) in het noordoosten van de gemeente is sinds 1968 eigendom van en wordt beheerd door het onderzoekscentrum voor bosbouw van de Gentse rijksuniversiteit gevestigd te Gontrode. Het bosrijke noordoostelijke deel van de gemeente, grenzend aan Gontrode en Gijzenzele, was met de bossen van Gontrode en Gijzenzele aanvankelijk begrepen in het vroege grondbezit van de Gentse Sint-Baafsabdij (sinds de 7de eeuw), met exploitatiecentrum te Gijzenzele. Het Aalmoezenijebos hoorde bij de hoeve van de Aalmoezenije van Sint-Baafsabdij te Gontrode, het zogenaamde "Hof van Rode" dat afhing van de curtis te Gijzenzele.
De oudste vermelding "Landescoutre" daterend van 1118 zou afgeleid zijn van "Landas culture" en akkercomplex van Lando betekenen. Tot begin 13de eeuw maakte de heerlijkheid Landskouter deel uit van het bezit van de graven van Vlaanderen. In 1226 ontving de heer van Rode van de graaf van Vlaanderen, in ruil voor andere gebieden, Landskouter samen met de dorpen Gontrode, Bottelare, Melsen, Munte, Schelderode, Gentbrugge en Melle. De heren van Rode bleven er tot het eind van het Ancien Régime alle feodale rechten uitoefenen. Het patronaatschap van de kerk werd in 1155 door de bisschop van Kamerijk afgestaan aan de Gentse Sint-Baafsabdij. Kerkelijk hing Landskouter af van Gijzenzele. Sinds 1840 is Landskouter een zelfstandige parochie.
Op het grondgebied van de gemeente komen drie bunkers voor gebouwd in de jaren 1930 bij de aanleg van een verdedigingsgordel ten zuiden van Gent tussen Schelde (Wetteren) en Leie (Deinze).
- DE BROUWER P. - DE BOSSCHER D., Landskouter, Oosterzele, 1977.
- DE POTTER F. - BROECKAERT J., Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, reeks I, deel 3, Gent, 1864-1870.
- VERHULST A., De Sint-Baafsabdij te Gent en haar grondbezit (VIIe-XIVe eeuw) , Brussel 1958, p. 413-425.