Stad aan de Leie, 871 ha en 6212 inwoners (1981). In het noorden begrensd door Vinkt, Zeveren en Meigem, in het oosten door Bachte-Maria-Leerne en Astenen, in het zuiden door Petegem-aan-de-Leie en Machelen en in het westen door Grammene.
De oudste geschreven bron, een handschrift van de Vita Popponis uit midden 11de eeuw (bewaard in kopie van de 12de eeuw) vermeldt Dunsa. Etymologisch vroege verklaard als: afgeleid van donck = een zandige verhevenheid in een alluviaal gebied. Volgens de recentste bevindingen van professor Gysseling afkomstig van Dhunasa (=meander), hier de oorspronkelijke grote Leiebocht rond Deinze. Naast vroegere losse vondsten van onder meer silixartefacten uit de Steentijd leverde het onderzoek van de baggerspecie uit de Leie bij kalibreringswerken in 1974-76, interessant archeologisch materiaal. Het oudste artefact, een vuurstenen spits uit de Tjongercultuur, Klimt op tot 10.000 à 7.500 voor Christus. Het talrijke Gallo-Romeins materiaal uit de 1ste tot de 3de eeuw kan mogelijk wijzen op een Romeinse nederzetting. Het middeleeuws aardewerk laat een aanzienlijke bevolking en drukke handelsaktiviteit aan de Leie vermoeden.
Volgens A. Cassiman is een eerste nederzetting, gelegen op een kleine zandige verhevenheid bij de Leie, vermoedelijk gegroeid uit een kern van hofsteden rondom een plein met ten noorden ervan gemeenschappelijke akkers op de kouterrug en omgevende Leiemeersen. De Oostmeers, Westmeers en Koemeers deden dienst als gemeenschappelijke grasweiden en waren bereikbaar via drie dreven die reeds enigszins de latere straten aangeven. De ligging van deze nederzetting bij de Leie en het kruispunt van de heerbanen, namelijk de weg Oudenaarde-Brugge in het noordwestelijke-zuidoostelijke richting en de weg Gent-Kortrijk in oostwestelijke richting, was zeer gunstig voor de verdere ontwikkeling van landelijke nederzetting tot handelsstad.
In 840 wordt reeds een kerk vermeld, gelegen op de linker Leieoever. De oudste nederzetting ontwikkelde zich echter niet aan de Leie doch aan hierop gelegen « straat », de heerbaan Oudenaarde-Brugge lopend in noordwestelijke richting over de Leie heen (thans Tolpoortstraat, Markt en Oude Brugsepoort). Zeker in de 13de eeuw had Deinze het statuut van de stad met eigen keure, privileges en omwallingsrecht.
Onder Johanna en Margaretha van Constantinopel (1211-1278) is reeds sprake van versterkingen aan weerszij van de Leie. Onder graaf Gwijde van Dampiere (1278-1305) werd de stadsgracht of Kaandel gegraven met verschillende toegangsbruggen of poorten namelijk de Brugse Poort, Gentpoort en Oudenaardsepoort waardoor Deinze een gesloten stad werd. Door het graven van deze stadsgracht was de Oostmeers met begijnhof (13de eeuw - 1381) en hospitaal binnen de stad komen te liggen.
Deinze bestond bestuurlijk uit twee delen: Deinze-Binnen (de stad binnen de vesten) en Deinze-Buiten, of het landelijk gebied omvattende de huidige wijken Kaleshoek, Grote Kouter, Klepkouter, Hooie en Schave. Tijdens het Ancien Régime behoorde Deinze stad tot de heerlijkheid Deinze samen met de vrijheid Deinze, de vrijheid Petegem, een deel van Petegem-Buiten, Astene en Drongen. Het had een baljuw, eigen schepenbank en zeven schepenen en was tevens de hoofdplaats van de roede van Deinze, afhankelijk van de kasselrij Kortrijk. Deinze Buiten was bestuurlijk afhankelijk van het leenhof van Tielt, een andere roede van Kortrijk.
De eerst gekende heren van Deinze waren de graven van Aalst (in de 12de eeuw) die de heerlijkheid in leen hielden van de graven van Vlaanderen. Nadien behoorde het achtereenvolgens toe aan de familie de Courtenay (1193), de graven van Luxemburg (1275), de graaf van Vlaanderen Robrecht van Bethune (1316), Robrecht van Kassel, de graven van Bar en Filips de Goede (1431). Onder Albrecht en Isabella werd het verpacht aan de dochters van Maarten della Faille (1602). In 1625 schonk Filips IV de heerlijkheid aan Diego Messia, kapitein-generaal van de artillerie, en verhief het tot markizaat. De familie de Merode kocht het markizaat in 1632 en zou het tot het einde van het Ancien Régime behouden. Op de plaats van het vroegere verblijf van de graven van Vlaanderen bij de Leiebrug, het zogenaamde "Prinsenhof" (circa 1300-eind 15de eeuw) met motte ter verdediging van de Leiebrug, bouwde Fl. de Merode zijn residentie zogenaamd Markizaat van Deinze.
In de 14de eeuw was Deinze een bloeiend economisch centrum geworden, door de bewerking van wol, voornamelijk "ghesmoutte lakene" daar Gent het monopolie had van fijn laken, en vlas. Talrijke uitgeweken Gentse wevers vonden er werk wet de haat van de Gentenaars opwekte. Door haar strategische ligging en concurrentiële positie werd de stad den ook herhaaldelijk aangevallen en door brand vernield in de 14de een 15de eeuw doch kon zich steeds herstellen. Getuige hiervan is de ingewikkelde bouwgeschiedenis van kerk en stadshal.
Door de samenvoeging onder Karel de Stoute van Deinze stad en Petegem stad, respectievelijk links en rechts van de Leie gelegen, in 1469 werd de macht en handelspositie van Deinze aanzienlijk vergroot. De wijk Tussenbruggen komt definitief bij Deinze.
Ondanks talrijke vernielingen in de 16de eeuw (Geuzen en beeldenstorm) en 17de eeuw (veroveringstochten van Lodewijk XIV) kon Deinze zich als ambachts- en handelscentrum met zijn wekelijkse marks en drie jaarmarkten handhaven.
In de 18de eeuw bloeide de huisnijverheid van linnen en vlas en werden naast de talrijke brouwerijen jeneverstokerijen opgericht. Ook het ambacht van huidevetters en leerbewerkers was nog goed vertegenwoordigd. Het verbeteren van de grote steenwegen bevorderde handel en verkeer in aanzienlijke mate.
Met de Franse Revolutie werd onder meer het kloosterdomein van het vroegere Sint-Margrieteklooster openbaar verkocht en nadien verkaveld in Ghesquierestraat, Kalkhofstraat en Leiedam met nieuwe woonwijk in het oostelijk stadsgedeelte.
Een tweede nieuwe wijk ontstond rond de in 1839 aangelegde spoorlijn Gent-Kortrijk ten zuiden van de stad met de Stationsstraat en de Georges Martensstraat, doch voornamelijk bebouwd na 1860 na het slopen van de stadspoort en de afschaffing van het tolrecht.
Door het graven van het Schipdonkkanaal (1847-48) ten noorden van de stad ontstonden een nieuwe belangrijke verkeersader en industriegebied. De oude wijk Brugse poort werd hierdoor geïsoleerd en de noordelijke uitbouw van de stad beperkt.
Op economisch gebied trachtte men de gevolgen van de crisis van de jaren 1830-40 en de ondergang van de huisnijverheid op te vangen door het oprichten van modelwerkplaatsen als het zijdebedrijf "Atelier de Deinse", opgericht in 1848 door de uit de Franse zijdestad Lyon afkomstige J. Ricard en de bretellennijverheid. De oprichting van de eerste kinderrijtuigenfabriek in 1887, de voorloper van de firma Torck, was de start voor een nieuwe bloeiende industrie tot ver in de 20ste eeuw.
Ook de nog bestaande maalderij en en tabaksindustrie werden in de jaren 1870 in Deinze ingevoerd.
Bij de wederopbouw na de Eerste Wereldoorlog kreeg de stad een ander uitzicht. De meeste oude huizen op de Markt en aan de Knok en de laatste vestingen verdwenen en brede lanen werden aangelegd (Guido Gezelle- en Peter Benoitlaan) met nieuwe Leiebrug en moderne woningen. Deze woonbouwpolitiek werd ook na de Tweede Wereldoorlog verdergezet onder meer met nieuwe verkavelingen ten noorden van de stad en het Schipdonkkanaal (onder meer Ricardplein en omgeving).
De oprichting van de "Kunst- en Oudheidkundige Kring Deinze" in 1928-29 onder voorzitterschap van kunstschilder J. De Coster met een Museum voor Folklore, Oudheidkunde en Nijverheid sinds 1933, in 1942 uitgebreid met een afdeling "Schilderen beeldhouwwerken uit de Leiestreek" in de vroegere stadstekenschool en het organiseren van talrijke tentoonstellingen van lokale Leieschilders onderstreept het cultureel belang van Deinze in het Interbellum.
Vandaag is Deinze vnl. een handels- en industriecentrum met daarnaast een belangrijk onderwijs- en verzorgingsfunctie voor de hele regio.
Bron: BOGAERT C. & LANCLUS K. 1991: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Oost-Vlaanderen, Arrondissement Gent, Kantons Deinze - Nazareth, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 12n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Bogaert, Chris; Lanclus, Kathleen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Bisschopstraat
Omvat
Dhoye
Omvat
Emiel Clausplein
Omvat
Gentpoortstraat
Omvat
Gentstraat
Omvat
Goed 't Overakker
Omvat
Guido Gezellelaan
Omvat
Kaleshoek
Omvat
Kalkhofstraat
Omvat
Karel Picquélaan
Omvat
Kattestraat
Omvat
Kortrijkstraat
Omvat
Kouter
Omvat
Leiedam
Omvat
Lucien Matthyslaan
Omvat
Marilandicapopulieren
Omvat
Markt
Omvat
Meulenstraat
Omvat
Ommegangstraat (Deinze)
Omvat
Oude Brugsepoort
Omvat
Ramstraat
Omvat
Stoommouterij Agneessens
Omvat
Tolpoortstraat
Omvat
Wakkense Heirweg
Omvat
Westaarde
Is deel van
Deinze
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Deinze [online], https://id.erfgoed.net/themas/14223 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.