Deelgemeente van Deinze sedert 1970 met 7910 inwoners en 958 ha (1981). Grenzend ten noorden aan Deinze (met de Leie), ten ooten aan Astene en Nazareth, ten zuiden aan Kruishoutem en ten westen aan Machelen. Gelegen in de Vlaamse Zandstreek. Matig golvende dekzandstreek met matig droge tot natte zand, lemig-zand en licht-zandleembodems. In het noorden smalle strook behorend tot de alluviale vallei van de Leie. Het zuiden vormt eerder een uitloper van het Scheldeveld, een laat in cultuur gebracht gebied tussen Leie en Schelde. Voorheen met verschillende beken (onder meer de Kattebeek) die uitmondden in de Leie doch thans meestal overwelfd of gedempt zijn. Eerste vermeldingen in 1137, 1177 en 1187 als Pethengem, een Germaans toponiem.
Behoorde grotendeels aan het markizaat Deinze. Een groot deel van Petegem was grafelijk bezit. De heerlijkheid was als leen aan de abdij van Drongen geschonken. De graaf van Vlaanderen had circa 1090 de heerlijkheid van Drongen aan de heren van Aalst in leen gegeven. In 1293 verkreeg Petegem van Graaf Gwijde van Dampièrre een stadskeure. Zo bestond Petegem eertijds uit twee delen: Petegem-Binnen en Petegem-Buiten. Petegem-Binnen of Petegem-stad, het dorpscentrum rond het kruispunt van twee neerbanen zogenaamd de Knok en met de kerk aan de Leieoever, was afgesloten door vier hekken. Petegem-Buiten, in de middeleeuwen nog, namelijk bos en heide, kende drie belangrijke nederzettingen, het goed te Boelare, het leen ler Drongenschen en het goed ten Rode. Van deze oudste landbouwsites zijn alle sporen verdwenen. In 1469 werd Petegem-Binnen door Karel de Stoute bij Deinze gevoegd, Petegem-Buiten bleef zelfstandig be,taan, zodat sedertdien de kerk op grondgebied Deinze stond. De zogenaamde dries of Springdries, waar de "pontwegen" naar Gavere en Judenaarde samenkomen, voorheen met schandpaal, fungeerde als centrum.
Andere heerlijkheden waren de heerlijkheid van Boelare (reeds vermeld in de 9de eeuw), van Overbeke en Reibroek. Daarnaast bevonden zich te Petegem nog enclaves van andere heerlijkheden. De oudste agrarische activiteit ontwikkelde zich in de onmiddellijke nabijheid van Petegem-Binnen en Deinze, namelijk op de kouters en langs de weg Gent-Kortrijk en rond de Knok. Het gebied tussen Leie en Schelde is later in cultuur gebracht.
De steenweg Gent-Kortrijk die de gemeente van oost naar west doorsnijdt was een belangrijke vestigingsplaats voor afspanningen en herbergen die nu verdwenen zijn. Na de aanleg van de spoorweg Gent-Kortrijk, parallel aan de Kortrijksesteenweg en de Leie, ontwikkelde zich een bloeiende nijverheid gespecialiseerd in speelgoed (vijf bedrijven), kinderrijtuigen (tien firma's waarvan vijf op grondgebied Petegem en waarvan nog slechts één in bedrijf) en textiel (onder meer bretellen en zijde). Op de plaats van het oude omwalde "Hof van Rode" kwam de zogenaamd Voldersmolen, later gekend als "Moulins des Flandres" en "De Molens van Deinze". Thans is er een industriepark tussen de Kortrijksesteenweg en de spoorweg naar De Panne (Europalaan), in de buurt van de nieuwe watertoren (op de plaats van een houten staakmolen), en een industriepark op de grens met Nazareth, tussen de Souverainestraat en Karrewegstraat, aansluitend bij het industriepark van Nazareth in de buurt van de E17. De Karrewegstraat is een oude heerbaan, vermoedelijk teruggaand tot de Romeinse periode. De oude, omwalde hoeve zogenaamd "Hof van St.-Jacobsgodshuis" of "Heibroeken" aldaar werd volledig verkaveld voor nieuwe industrie. Het verstedelijkte gedeelte van de steenweg rond de Knok behoort tot stad Deinze. Andere belangrijke verbindingswegen, de Gaversesteenweg en de Oudenaardsesteenweg, doorkruisen de gemeente van noord naar zuid.
In 1965-66 werd opzij van het oude centrum een nieuwe wijk aangelegd met een administratief centrum naar ontwerp van architect V. Coolens met in dezelfde omgeving een parochiekerk Sint-Paulus naar ontwerp van E. Bayens van 1977 (Oostkouterlaan) en een sporthal met zwembad, alle complexen omgeven door grasvelden.
- CASSIMAN A., Petegem, in Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze, VII, 1940, p. 1-43.
- GOEMINNE L., Wederopbouw van een grafelijke Windmolen te Petegem-aan-de-Leie in 1371 , in Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze en van het land aan Leie en Schelde, LII, 1986, p. 31-74.
- SMITH K., Over de hoeven van Petegem, in Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze en van het land aan Leie en Schelde, LV, 1988, p. 219-249.