Teksten van Schepdaal

https://id.erfgoed.net/themas/14250

Schepdaal (herinventarisatie 2012) ()

De gemeente Schepdaal is sinds 1977 de zuidwestelijk gelegen deelgemeente van Dilbeek en telt 5446 inwoners (2011) en heeft een oppervlakte van 821 hectare. Deze licht verstedelijkte gemeente is gelegen op een heuvelkam in het Pajottenland, heeft een golvend landschap en is samengesteld uit verschillende gehuchten: Zierbeek (ten noorden), Zibbeek (ten noordoosten), Goudveerdegem (ten noordwesten), Ter Plancken (ten noordoosten) en Sint-Gertrudis-Pede (ten zuidoosten). Het gehucht Sint-Gertrudis-Pede is gelegen ten zuidoosten van het dorpscentrum van Schepdaal en is het meest bekend. Tot 1826 behoorden deze gehuchten samen met de kern van Schepdaal tot het grondgebied van Sint-Martens-Lennik, pas daarna werd Schepdaal een zelfstandige gemeente.

De gemeente heeft het karakter van een woondorp in de nabijheid van de hoofdstad Brussel en wordt van oost naar west doorsneden door de Ninoofsesteenweg die aangelegd werd in de jaren 1820. Van oost naar noordwest wordt Schepdaal doorsneden door de spoorlijn Brussel-Gent, deze lijn werd in de eerste helft van de 20ste eeuw aangelegd (hiervan werd een kadastrale opmetingsschets gevonden uit 1928).

Historische inleiding

Tot op heden is niet bekend wanneer de verschillende woonkernen of gehuchten van Schepdaal zouden zijn ontstaan en er werden nog geen noemenswaardige opgravingen gedaan die uitsluitsel geven over hun oorsprong. De meeste gehuchten zijn waarschijnlijk ontstaan uit Frankische nederzettingen. Lennik, waar Schepdaal tot 1826 zal onder ressorteren, werd wellicht al in de 7de eeuw onder de Merovingische koningen toevertrouwd aan de pas opgerichte Sint-Gertrudisabdij van Nijvel. Dus de geschiedenis van Schepdaal zou kunnen teruggaan tot de 7de eeuw. Dat Schepdaal tot dit gebied behoorde blijkt uit de oudste parochielijsten van het bisdom Kamerijk (vóór 1046), waarin het collatierecht (het recht tot de benoeming van de priester of kapelaan) van de parochiekerk van Schepdaal aan het kapittel van Nijvel werd toegewezen. Een eerste vermelding van de naam "Scerpdaele" dateert uit 1046, de plaatsnaam duidde de omgeving van de kapel van het Heilig Kruis aan.

Schepdaal en de omliggende gehuchten of wijken behoorden dus tot Sint-Martens-Lennik. In 1381 werden Sint-Martens-Lennik en Sint-Kwintens-Lennik door Sweder Van Abcoude, Heer van Gaasbeek, bij het land van Gaasbeek ingelijfd. En in 1497 werd ook de heerlijkheid Sirenbeke ingelijfd. Groot Lennik werd in 1690 eigendom van Baron De Man d’Attenrode en dit bleef zo onder zijn erfgenamen tot na de Franse Revolutie.

Schepdaal kende twee belangrijke adellijke geslachten: Van Keleghem en Van Sirenbeke. Het geslacht Van Keleghem, lag aan de basis van het gelijknamige gehucht (Kelegem is eeuwenlang de benaming Schepdaal voorafgegaan) waar zich een belangrijk landbouwcomplex bevond bestaande uit een grote hoeve. Dit Hof te Kelegem is volgens Verbesselt ontstaan uit een Frankische nederzetting. In dit gehucht stond volgens Wauters het eerste bedehuis van Schepdaal, namelijk de castrale kapel van Kelegem. De kapel was toegewijd aan het Heilig Kruis en men had er een kapelanie opgericht. De kosten voor de kapelanie van Kelegem werden gedragen door het kapittel van Anderlecht, waaraan het geslacht Van Keleghem verbonden was. Vanaf de 14de eeuw nam het kapittel van Nijvel, verbonden aan de abdij van Nijvel, alle rechten en plichten over die verbonden waren aan de kapel en kapelanie van Kelegem. Ook volgens Verbesselt was de eerste kapel van Schepdaal al aanwezig voor 1330, ter gelegenheid van een visitatie in 1786 schreef de deken: "Van ouds kennen we er een kapel ter ere van het Heilig Kruis. De kerck staet er op eenen bergh. Naer d’oude traditie heeft zij daer gestaen vooraleer Sint-Martens in eene parochie is opgericht geweest". Verbesselt haalt als argumentatie ook aan dat de meeste Heilige Kruiskapellen teruggaan op zeer oude kerkjes, mogelijk teruggaand op een missiekapel langs de Geraardsbergsestraat. De kapel zou gestaan hebben op de locatie van de huidige parochiekerk. Van Droogenbroeck haalt op basis van literatuur aan dat er in Schepdaal al een kruiskapel stond voor er te Sint-Martens-Lennik een parochie werd opgericht, dit omwille van een oude landkaart waarop Schepdaal aangeduid wordt als parochie en de twee Lenniken niet (Sint-Martens-Lennik bezat reeds van voor 1046 een kerk en was een zelfstandige parochie). In de 15de eeuw zal de naam Kelegem nog primeren op de plaatsnaam Schepdaal. Kelegem zal als parochienaam dus lang doorleven. Tussen Schepdaal en Kelegem zal ook een verschuiving gebeuren. Op de Ferrariskaart (circa 1770-1778) en de kaarten uit begin 19de eeuw stond Schepdaal aangeduid in het centrum van de gemeente bij de parochiekerk en de Geraardsbergsestraat en Kelegem op de kruising tussen de Wijngaardstraat en de Rumoldusstraat. Eens het geslacht Van Keleghem aan invloed inboette zal Schepdaal als gemeenschapskern het winnen van Kelegem als primitieve hofkern en uitgroeien tot een eigen gemeente. De locatie van het hof Van Keleghem, is niet bekend. De ligging van de kapel dicht bij de weg die van Brussel naar Geraardsbergen liep (heden de Geraardsbergsestraat) is mede verantwoordelijk voor haar voortbestaan.

Het gehucht Sirenbeke behoorde in de 12de eeuw toe aan de Heren van Wezemael en er was een kleine schepenbank, het laathof van Wezemael. Het beheer van deze heerlijkheid werd toevertrouwd aan leenmannen die de naam "van Sirenbeke" aannamen. Ook het gehucht Goudveerdegem was door de Wezemaels ten nadele van het kapittel van Nijvel ingepalmd gebied. In 1497 kwam de heerlijkheid ook in het bezit van de heren van Gaasbeek. Het Hof te Zierbeek is nog een oude aanhorigheid van deze heerlijkheid, samen met de voormalige watermolen op de kruising tussen de Bullenbergstraat en de Jan De Trochstraat, waarvan vandaag nog één maalvijver aanwezig is. Het gehucht Zibbeek (gelegen deels in Schepdaal en deels in Sint-Martens-Bodegem) was eveneens een oude wijk, zonder een groot centraal hof, maar met een verspreide bewoning.

De parochie van Sint-Martens-Lennik was uitgestrekt waardoor er verschillende kapellen werden opgericht. Men had buiten de kapel te Kelegem ook nog een kapel te Pede (zie Sint-Gertrudis-Pede) en te Goudveerdegem. Deze kapellen werden gebouwd in de bestaande gehuchten ontstaan rond een Frankische nederzetting. De kapel van Goudveerdegem was gelegen in de huidige Kapellestraat in Sint-Martens-Lennik (aangeduid op de Ferrariskaart circa 1770-1778) en werd gebouwd in de 14de eeuw, had een eigen kapelanie en was toegewijd aan de Heilige Maria-Magdalena. De kapel werd tijdens de Franse Revolutie verkocht en afgebroken. Wat meer naar het zuidwesten op een kruising van oude wegen (Schapenstraat en Galgestraat) lag het "Hof Tiendeschuur" en wat meer naar het zuiden lag de nieuwe "Thienschuere" (zie Ferrariskaart) als centrum van de oude wijken (Goudveerdegem, Latem, Wistatebome en Curebeke). Onder het bewind van koning Willem I der Nederlanden zal het gehucht Schepdaal in 1826 samen met de omliggende gehuchten een zelfstandige gemeente worden (Koninklijk Besluit van 15 november 1826). Op kerkelijk gebied werd Schepdaal bevorderd tot hulpkerk in 1788 met twee onderpastoors: eentje voor Schepdaal (samen met de gehuchten Goudveerdegem, Zierbeek en Zibbeek) en één voor Sint-Gertrudis-Pede, omwille van de uitgestrektheid van de parochie, de talrijke bevolking en de moeilijk begaanbare wegen. In 1803 werd het een zelfstandige parochie met als patroon Sint-Rumoldus, maar deze werd weer afgeschaft in 1807. Pas in 1842 werd Schepdaal terug een zelfstandige parochie los van Sint-Martens-Lennik.

In de 19de eeuw zal Schepdaal zich verder weten te ontwikkelen dankzij de aanleg van de Ninoofsesteenweg rond 1828. Hiervoor verliep de weg naar Brussel via de Geraardsbergsestraat. Door deze nieuwe verbindingsweg tussen Brussel en Ninove was de gemeente vlot bereikbaar, dit kwam ten goede aan de plaatselijke economische ontwikkeling en het aantal inwoners steeg. Net zoals in de omliggende gemeenten zal de fruitteelt, met in het bijzonder de kweek van aardbeien een opmars kennen met als afzetgebied Brussel. Op 8 september 1887 zal de buurtspoorlijn van Brussel aan de Ninoofsepoort tot in Schepdaal in dienst worden gesteld, deze lijn zal later uitgebreid worden tot Ninove en het tracé van de steenweg volgen. Op deze wijze werden dorpen zoals Schepdaal nog beter ontsloten naar de hoofdstad toe en zorgden ze ook voor het vervoer van groenten en aardbeien richting Brussel. Een belangrijke getuige hiervan is de als monument beschermde tramsite.

Op vlak van het onderwijs werd rond 1880 (volgens de literatuur) de gemeentelijke jongensschool opgericht. In tegenstelling tot de literatuur werd de school al geregistreerd op het kadaster in 1862. Ze bevond zich achter het oorspronkelijke gemeentehuis. Begin 20ste eeuw zal de gemeenteschool verhuizen naar het Marktplein. Vanaf eind 19de eeuw was er ook een katholieke school aanwezig in de parochie. Deze werd opgericht door de zusters annunciaten uit Itterbeek. De eerste lessen gingen door in de oude pastorie, later, in 1888, werd er langs de E. Eylenboschstraat een klooster met klaslokalen gebouwd (E. Eylenboschstraat nummer 50). Er was een kleuterschool en een lagere school voor meisjes. Deze school werd in 1999 afgebroken en vervangen door een nieuwbouw voor de kleuterschool. De zusters van Itterbeek waren ook verantwoordelijk voor het oprichten van een school in Sint-Gertrudis-Pede.

Ruimtelijke structuur

De gemeente kende voornamelijk kleine wegen die enkel een lokale rol speelden. Voor de komst van de Ninoofsesteenweg was vooral de Geraardsbergsebaan van belang als verbinding met Brussel. Deze baan loopt door de dorpskom en verschillende lokale wegen sluiten hierop aan. Schepdaal werd met Sint-Gertrudis-Pede verbonden door de Pedeweg en de Kapelleveldstraat die uitmondt in het centrum aan brouwerij De Neve.

In deze nog landelijke deelgemeente zijn nog vele resten van de agrarische bebouwing zichtbaar. Zo staan er in het landschap nog vele resten van kleine langsschuren met hun typisch voor de streek rechthoekige poorten, al dan niet onder een houten latei, ingeschreven in een verdiept rondboogvormig veld, bijvoorbeeld de sterk gerenoveerde hoeve met losse bestanddelen, Koutergatstraat nummers 2-4, hoek Kraanstraat, uit de tweede helft van de 19de eeuw. De gemeente kende vorige eeuw ook nog een aantal resten van vakwerkhoevetjes. Op het Koninklijk Instituut van het Kunstpatrimonium zijn nog foto’s bewaard van lemen hoevetjes (onder andere gefotografeerd door Clément V. Tréfois). Ten noorden van de in oorsprong langgestrekte hoeve Rumoldusstraat nummer 46 staat nog een lemen schuurtje (deels ingestort) van drie traveeën. In 1916 werd er een vergroting van de hoeve geregistreerd, mogelijks werd dan ook het schuurtje opgetekend. Verder werden er bij de inventarisatie in de jaren 1970 nog verschillende lemen hoevetjes of aanhorigheden geregistreerd die heden gesloopt zijn. Net zoals in andere landelijke gemeentes had Schepdaal ook een aantal molens op zijn grondgebied, waar men zijn graan liet malen. Buiten de nog bestaande watermolen in Sint-Gertrudis-Pede waren er nog twee windmolens (de Vonkaertmolen of Vonkhoutmolen in de Schapenstraat in Goudveerdegem en de Koutermolen in de Kouterstraat) en een watermolen in het gehucht Zierbeek (bewaarde maalvijver), die heden gesloopt zijn. In het dorpscentrum van Schepdaal staan nog een aantal voorbeelden van de dorpsbebouwing, zo bijvoorbeeld Kerkstraat nummers 2-4: twee dorpswoningen, in oorsprong één dubbelhuis gedateerd in de derde travee boven het raam met een jaarsteen "1852".

De gemeente is ook bekend omwille van zijn brouwerijen en kende tot ver in de 20ste eeuw nog vier brouwerijen die zich toelegden op Lambiek, Geuze en Kriekenbier. In Schepdaal had men aan de Spanuit op de Ninoofsesteenweg brouwerij Eylenbosch en aan de overzijde De Troch of "de kleine Spanuit". In Sint-Gertrudis-Pede had men de ambachtelijke brouwerij Goossens en brouwerij De Neve (zie Isabellastraat). Vooral de brouwerijen Eylenbosch en De Neve zullen zich in de 20ste eeuw sterk moderniseren en zich ontwikkelen van een eerder ambachtelijke hoevebrouwerij tot een industriële brouwerij. Momenteel is geen enkel bedrijf hiervan nog in werking.

Schepdaal blijft tot ver in de 20ste eeuw een zeer landelijke gemeente die pas na de Tweede Wereldoorlog een sterkere bevolkingstoename zal kennen. Toch zal de gemeente ten opzichte van andere gemeenten in de rand rond Brussel haar landelijk karakter weten te behouden en kende het ook weinig nieuwe verkavelingen, de meeste nieuwe woningen werden gebouwd langs het bestaande wegennet. Een nieuwe verkaveling uit de tweede helft van de 20ste eeuw bevindt zich ten zuiden van de Ninoofsesteenweg en ten noorden van Sint-Gertrudis-Pede, namelijk de wijk Schorenbos. De wijk was nog niet aangeduid op de topografische kaart van 1960 en is genoemd naar de centraal gelegen villa "Kasteel Schorenbos", aangeduid op de topografische kaart van 1924. Deze villa is gelegen aan de Geraardsbergsestraat (nummer 42), maar was in oorsprong toegankelijk via de Ninoofsesteenweg. Heterogene bebouwing van voornamelijk vrijstaande villa’s uit de tweede helft van de 20ste eeuw, langs onder andere de Schorenbosstraat, de Oud-Strijdersstraat, De Dobbeleerstraat en de Albert I-Laan.

Ten noorden van het centrum van Sint-Gertrudis-Pede en ten zuiden van de spoorlijn Brussel-Gent, tegen de grens met Itterbeek, treft men de Loveldwijk aan. Deze sociale woonwijk werd begin jaren 1980 verkaveld en gebouwd. De wijk heeft als hoofdbaan de Loveldstraat met dwars hierop de Sikkelstraat, de Dorsvlegelstraat, de Biesbeekstraat, de Zaaistraat, de Ploegstraat, de Gaffelstraat, de Schuurstraat, de Wanmolenstraat, de Kleiveld, de Egstraat, de Spadestraat en de Akkerstraat. De wijk bestaat uit gekoppelde woningen van twee bouwlagen onder platte daken met aan de straatzijde telkens een aanbouw met garage. De hoofdtoegang tot de woningen ligt meestal half ondergronds om wille van het naar het zuiden afhellend terrein. Alle tuinen liggen aan de zuidzijde van de percelen.

  • Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Dilbeek, afdeling VI (Schepdaal), 1865/38 en 1871/9 (Koutergatstraat nummers 2-4), 1916/18 (Rumoldusstraat nummer 46), 1928/24 (aanleg spoorlijn Brussel-Gent) en 1982/32 (aanleg Loveldwijk).
  • F.V. 1970: De gemeente Schepdaal, Eigen Heem, 1, 1, 17-18.
  • HASQUIN H., VAN UYTEN R. & DUVOSQUEL J.-M. 1980: Schepdaal, Gemeenten van België, Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek, deel 2, Brussel, 955-956.
  • VAN DROOGENBROECK F. & STRAETMANS F. 2003: Schepdaal ...sinds onheuglijke tijden, Brussel.
  • VER ELST A. 1978: Verdwenen Belgische windmolens in beeld. Moulins à vent belges disparus en images, Zaltbommel.
  • VERBESSELT J. 1988: Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw, Deel XXII, Lennik – Wambeek – Gooik. Het Diets Domein van de abdij Nijvel, Brussel.
  • VERMEULEN S. (red.) 2010: Verdwenen Dilbeekse molens, Monumentenmap uitgegeven door het gemeentebestuur van Dilbeek naar aanleiding van Open Monumentendag op zondag 12 september 2010, Dilbeek.
  • VRANCKEN J. 1968: Het domein van Nijvel, Eigen Schoon en De Brabander, 51, 7-8-9, 341-362.
  • WAUTERS A. 1971 (heruitgave van 1855): Histoire des environs de Bruxelles, Description historique des localités qui formaient autrefois l'Ammanie de cette ville, deel 2, Brussel, 83-89.

Auteurs:  Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Verwinnen K. 2012: Schepdaal [online], https://id.erfgoed.net/teksten/142349 (geraadpleegd op ).


Schepdaal ()

Aanvankelijk horend tot het grondgebied van Sint-Martens-Lennik, wordt Schepdaal, met de gehuchten Zierbeek, Zibbeek, Goudveerdegem en Sint-Gertrudis-Pede in 1826 een zelfstandige gemeente.


Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs:  De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Schepdaal [online], https://id.erfgoed.net/teksten/121400 (geraadpleegd op ).