Gehucht van de deelgemeente Schepdaal gelegen ten zuidoosten van de dorpskern van Schepdaal in de Pedevallei (zie ook Sint-Anna-Pede). De Pedebeek (ook wel Molenbeek genoemd, haar naam in Sint-Martens-Lennik waar ze ontspringt en meer afwaarts in het gehucht Koeivijver, Koeivijverbeek genoemd), als zijriviertje van de Zenne doorkruist Pede van west naar oost ten zuiden van het dorpscentrum met de kerk. De Pedebeek en haar vallei zijn voornamelijk bekend dankzij Pieter Bruegel de Oude (circa 1525-1569). Dit gehucht is een belangrijke toeristische troef van de gemeente, omdat dit gehucht net als Sint-Anna-Pede als één van de kleine gehuchten in de Pedevallei zijn landelijk karakter behouden heeft (zie ook de verschillende wandelingen en brochures, bijvoorbeeld de "Pedemolenwandeling"). In 1911 schreef Cosyn al over dit pittoreske dorp in "Le Brabant inconnu": "Pede-Sainte-Gertrude (en patois Pee), pittoresque bourgade, avec ses vieilles brasseries et sons églisette rustique tapissée d’espaliers, (…)". Heden draagt vooral de watermolen bij tot het typische karakter van dit gehucht.
Pede was net als Schepdaal een afhankelijkheid van Sint-Martens-Lennik. Het grondgebied met haar kapel viel eveneens onder het beheer van de abdij van Nijvel. Volgens Verbesselt stond er al in de 9de eeuw een hofkapel te Sint-Gertrudis-Pede en was Pede één van de oudste afhankelijkheden in het Sint-Gertrudisdomein. Aan het gehucht van Pede was de kapelanie van Sint-Gertrudis verbonden; het kapittel van Nijvel bezat het recht tot het aanstellen van een kapelaan. In 1380 werd een tweede kapelanie van Pede opgericht, ze werd bekostigd door Willem van Moorsel, kasteelheer van Pede en leenheer van de abdij van Nijvel. Pede kreeg als patrones Sint-Gertrudis (abdis van de abdij van Nijvel in de 7de eeuw) en zal uitgroeien tot een volwaardige parochie. De legende wil dat de naam van het gehucht afkomstig zou zijn van een tocht die Sint-Gertrudis, de jonge abdis van Nijvel, rond 650 ondernam. Toen haar koets ter hoogte van Pede in de modder bleef steken moest ze te voet of te "pede" verder naar Lennik. In werkelijkheid kreeg het gehucht de naam van een van de voornaamste patroonheiligen van de abdij waarmee het verbonden was.
In 1392 kocht de heer van Gaasbeek, Sweder van Abcoude, van het geslacht Pede de goederen die in het gehucht Sint-Gertrudis-Pede waren gelegen. Het ging onder andere om een heuvel met woningen aan de voet ervan en de molen van Pede. Op deze wijze werd Pede een deel van het Land van Gaasbeek en de molen één van de vijf banmolens van Gaasbeek. Volgens Verbesselt lagen er minstens twee mottes in het dorp zelf, één aan de kruising tussen de Isabellastraat en de Kothemstraat en een tweede feodale motte in de Lostraat tegenover de watermolen. Op de Ferarriskaart zijn deze zichtbaar als twee omwalde sites. Verder waren er nog belangrijke hoven gelegen, onder meer twee ten westen van de kerk en een brouwerij op de kruising tussen de Isabellastraat en de Lostraat. Dit alles toont volgens Verbesselt aan dat Sint-Gertrudis-Pede één van de oudste woonkernen in het domein van Lennik is. Dit heeft het te danken aan zijn rijke bodemgesteldheid langs de Pede en het wegennet dat in verbinding stond met belangrijke verbindingswegen met Brussel.
Op parochiaal vlak had Pede geen residerende pastoor, voor de erediensten kwam er een kapelaan uit Gaasbeek of uit Sint-Martens-Lennik. De kerk werd in 1863 erkend als kapel, afhankelijk van de hulpkerk Schepdaal. Sint-Gertrudis-Pede werd een autonome parochie in 1890 en in hetzelfde jaar werd de eerste pastoor ingeleid. In 1881 verzette de kerkraad van Schepdaal zich nog tegen deze afscheiding van Sint-Gertrudis-Pede als parochie. Alhoewel het gehucht sinds 1842 onder Schepdaal valt, strekt de parochie van Pede zich uit over vier gemeenten: Schepdaal, Itterbeek, Sint-Martens-Lennik en Vlezenbeek. Een deel van de begroting van de kerkfabriek wordt nog steeds gedragen door Lennik. Bij de totstandkoming van de parochie speelde molenaar Dominicus De Camps (1841-1900) een belangrijke rol, zij graf bevindt zich op de kleine begraafplaats van Pede. Het gehucht kende ook bijna een gemeentelijke autonomie. In 1893 stemde een meerderheid van de kamer van volksvertegenwoordigers voor een gemeente Pede, maar het besluit werd niet bekrachtigd door de senaat, omwille van een discussie over de inlijving bij het kanton Lennik of kanton Anderlecht.
Dit kleine gehucht kende ook twee belangrijke brouwerijen: de ambachtelijke brouwerij Goossens en brouwerij De Neve (zie Isabellastraat) die zich na de Tweede Wereldoorlog nog moderniseerde, beide zijn gelegen in de Isabellastraat. Het dorp kende voornamelijk kleinere hoeves, met uitzondering van een aantal grote hoven in de omgeving van de kerk (bijvoorbeeld de voormalige gesloten hoeve Isabellastraat nummers 20-30). In "Les anciennes constructions rurales et les petites constructions des béguinages en Belgique" van 1917 staat een verdwenen lemen hoeve afgebeeld in aquarel die volgens de begeleidende tekst interessant was voor de streek, met wanden opgebouwd uit leem en een rieten dak.
Auteurs: Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Begraafplaats
Omvat
Isabellastraat
Omvat
Lostraat
Omvat
Meisjesschool
Omvat
Onze-Lieve-Vrouwekapel
Is deel van
Schepdaal
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Gertrudis-Pede [online], https://id.erfgoed.net/themas/14251 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.