Teksten van Sint-Ulriks-Kapelle

https://id.erfgoed.net/themas/14253

Sint-Ulriks-Kapelle (herinventarisatie) ()

Kleine landelijke gemeente ten westen van Brussel, sinds 1977 een deelgemeente van Dilbeek, met een oppervlakte van 486 ha en 1768 (2009) inwoners. In de 20ste eeuw nam de bevolking toe door de nabijheid van Brussel; een groot deel van de bevolking werkt buiten de gemeente en pendelt immers naar Brussel. Toch bleef de gemeente haar landelijk en open karakter behouden in tegenstelling tot de hoofdgemeente Dilbeek.

Sint-Ulriks-Kapelle ligt in het glooiende Pajottenland tussen drie heuvelruggen met vruchtbare gronden uit leem en potaarde en wordt omringd door Bekkerzeel (Asse) en Asse in het noorden, door Ternat in het westen, door Sint-Martens-Bodegem (Dilbeek) in het zuiden en door Groot-Bijgaarden (Dilbeek) in het oosten. Het dorp is begrensd door twee natuurlijke grenzen. De grens met Asse ten noorden wordt grotendeels gevormd door de Nieuwermolenbeek waarop ook de molen van het kasteel Nieuwermolen gelegen is en ten noordoosten in het verlengde van de Nieuwermolenbeek met de Molenbeek. De zuidelijke grens met Sint-Martens-Bodegem wordt gevormd door de Molenbeek. Beide beken stromen samen op het grondgebied van Ternat en stromen verder naar de Dender.

Historiek

Tot vandaag is er slechts één melding bekend van een archeologische vondst in Sint-Ulriks-Kapelle die duidt op een vroege menselijke aanwezigheid. Het gaat om een stenen strijdhamer die gevonden werd in de jaren 1940 en vermoedelijk dateert uit de periode 2500-1900 voor Christus.

Historisch maakt de gemeente deel uit van het land van Asse. De geschiedenis van Sint-Ulriks-Kapelle begint in de 11de eeuw als een kleine nederzetting of een gehucht rond een kapel die afhing van de moederparochie Asse. Deze plaats kreeg de naam "ad Cappellam", waarvan de oudste vermelding dateert uit 1143. Toen bevestigde bisschop Nikolaas van Kamerijk een schenking door graaf Hendrik van Leuven tussen 1086 en 1095; de schenking bestond uit vijf bunders grond aan de bidplaats, zodat ze zelf over inkomsten zou beschikken. Deze schenking veroorzaakte een conflict met Arnold van Bijgaarden die Kapelle in leen had van de graaf van Leuven. In 1263 wordt voor het eerst "Capella Sancti Ulrici" aangetroffen als naam, wanneer Hendrik III van Bijgaarden grond aan het Sint-Jans-hospitaal in Brussel afstaat. Vanaf de 15de eeuw heeft het dorp zijn huidige naam "St. Ulrixs-Capelle".

In de 11de eeuw hadden de heren "de Bigardis" Kapelle in leen gekregen van de graven van Leuven. Sint-Ulriks-Kapelle heeft zijn ontwikkeling als dorp dan ook te danken aan de heren van Bijgaarden (zie Groot-Bijgaarden). Hun domein was in de 10de en 11de eeuw ontgonnen, met Groot-Bijgaarden als centrum. In de 12de en 13de eeuw bezaten ze bijna heel het dorp van Kapelle en waren ze hoofd van de schepenbank. Ook de abdij van Groot-Bijgaarden had verschillende bezittingen in Sint-Ulriks-Kapelle (zie bijvoorbeeld het Hof ter Brugghen).

Na de heren van Bijgaarden komen er verschillende heren van Kapelle aan de macht (zie Wauters). In 1369 is er sprake van Jan van Nethenen, een Leuvense patriciër. Op het einde van de 14de eeuw kwam Kapelle in het bezit van de familie de Mol. Na nog enkele opvolgingen kwam na de Longins het dorp in handen van Filips de l'Espinoy, waarna hij een deel verkocht in 1596 aan Louis Verreycken, die al in 1587 in het bezit was gekomen van het kasteel van Nieuwermolen, en de heerlijkheid zelf in 1617 verkocht aan Theodoor de Fourneau de Kruikenburg, heer van Ternat en Wambeek. Zijn graf is gelegen tegen de zuidgevel van de kerk. Onder zijn zoon zou Kapelle in 1650 tot baronie verheven worden. Na de Fourneaus werd het kasteel van Kapelle verkocht aan Christophe d'Hannosset in de 18de eeuw en in de 19de eeuw opgevolgd door Huysman d'Honssem. In de kerk zijn nog een aantal grafstenen zichtbaar van de vroegere heren van Kapelle.

Kerkelijk was er al een kapel aanwezig in de 12de eeuw, die afhankelijk was van de parochie van Asse, die op haar beurt in het bezit was van de abdij van Affligem. De moederkerk van Asse zorgde voor een viering op vrijdagen en op feestdagen; indien men extra vieringen in de kapel wou moest men dit uit eigen inkomsten voorzien. Affligem als hoofd van de moederparochie Asse had het patronaat in Kapelle, maar liet haar dochterabdij in Groot-Bijgaarden hierin delen en bezat een deel van de tienden. De keuze van patroonheilige Sint-Ulrich zou volgens Verbesselt voortkomen uit de invloed die de benedictijnenabdij van Affligem had in de parochie van Kapelle. Sint-Ulrich was immers een benedictijn die in de 11de eeuw kort na zijn dood heilig verklaard werd. In de 12de eeuw, volgens Verbesselt, voor de dood van bisschop Nikolaas van Kamerijk in 1167, zal Sint-Ulriks-Kapelle een volwaardige parochie worden.

Huidig uitzicht

De autosnelweg E40 die vanaf eind jaren 1950 (opgetekend op het kadaster in 1957) werd aangelegd, scheidt het meest noordelijke deel van de gemeente af van het centrum. Het tracé van een aantal straten werd hierdoor verlegd (onder andere de Assestraat, de Bruggeveldstraat en de Bekkerzeelstraat). Het geïsoleerde gebied boven de autosnelweg heeft nog het meest haar landelijke karakter behouden met resten van vrij monumentale hoeves, bijvoorbeeld Assestraat nummer 105.

De gemeente wordt van oost naar west doorgesneden door de drukke Brusselstraat die van Groot-Bijgaarden naar Ternat loopt. Andere wegen sluiten hierop aan. De Brusselstraat zou vroeger ook de naam "Steenstraat" gedragen hebben, wat erop wijst dat dit één van de eerste aangelegde straten was. Het centrum van de gemeente ligt ten noorden tegen de Brusselstraat en wordt gekenmerkt door dorpsbebouwing met centraal de 17de-eeuwse Sint-Ulrikskerk. Het dorpscentrum is als dorpsgezicht beschermd (Ministerieel Besluit: 16/10/1980), omwille van het historische en landelijke karakter, dat door de uitbreiding van Brussel bedreigd wordt.

De streek was tot begin 20ste eeuw gekend om zijn hopteelt (met centrum van de Brabantse hopteelt in Asse), hiervan zijn in de gemeente nog een aantal resten bewaard. Op de kadastrale Vandermaelenkaart (circa 1835) kan men zien dat op dat ogenblik een groot aantal percelen in gebruik waren als "hoplochting" (hopveldjes). In de Vliet bevindt zich het laatste hopveld van de gemeente. Verder zijn er nog een heel aantal hopasten zichtbaar in het landschap. De bekendste hopboer uit de streek was de familie Van Droogenbroeck (Hof ter Brugghen). Het waren experimenterende en innovatieve hopboeren en –handelaars, met als bekendste Louis Van Droogenbroeck, die ook de hop van veel kleine hopboeren droogde, perste en verhandelde.

Beeldbepalend voor de gemeente zijn de twee resterende kastelen: namelijk het kasteel Nieuwermolen op de grens met Asse en het eind 18de-eeuwse kasteel La Motte. Verder is er ten oosten van de kerk nog een restant van het voormalige kasteel van Kapelle en ten zuiden van de dorpskern ligt het 19de-eeuws landhuis, nu rusthuis De Verlosser. Het kasteel van Kapelle en het kasteel Nieuwermolen zijn beide lang bewoond geweest door de heren van Kapelle. De gemeente telt nog één werkende brouwerij: de lambiek-brouwerij Girardin in de Lindeberg.

De gemeente heeft ten opzichte van andere deelgemeenten van Dilbeek tot vandaag een minder sterke verkavelingsdruk gekend en telt slechts enkele nieuwe verkavelingen: ten zuidoosten tegen de grens van Groot-Bijgaarden bevindt zich een woonuitbreidingsgebied met villa's uit de tweede helft van de 20ste eeuw (Boslaan en Bronlaan) en ten noordoosten van het centrum is er een kleine verkaveling met de nieuwe aangelegde Hoppeweg met gekoppelde woningen uit het begin van de 21ste eeuw (deels in het beschermde dorpsgezicht). De andere recente bebouwing bevindt zich langs de bestaande straten. De gemeente telt nog veel open gebieden in gebruik als landbouwgronden.

  • Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Dilbeek, afdeling III (Sint-Ulriks-Kapelle), 1957/30 (aanleg autosnelweg).
  • Archief Ruimte en Erfgoed Vlaams-Brabant, dossier 1592: verkavelingsaanvraag Hoppeweg.
  • Archief Ruimte en Erfgoed Vlaams-Brabant, dossier 1591: beschermingsdossier dorpsgezicht.
  • BECUWE F. 2008: Aanbeveling tot bescherming van hopgebonden industrieel erfgoed in Poperinge en Asse/Dilbeek (op basis van een typologische evaluatie van de "representatieve inventaris van het bouwkundige hoperfgoed in Poperinge en Asse/Dilbeek, samengesteld door De Keteniers"), Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, onuitgegeven nota.
  • DE NAEYER A. 1968: St.-Ulriks-Kapelle, Brabant, 3, 35-47.
  • DE SCHINCKEL Y. 1991: Sint-Ulriks-Kapelle van de 12e tot de 20e eeuw, Ternat.
  • HASQUIN H. (ed.) 1980: Gemeenten van België, Volume 2: Vlaanderen, Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek, Brussel, 1041-1043.
  • PIETERS M. 1987: Sint-Ulrikskapelle (Dilbeek, Bt): stenen hamer, Archeologie, 2, 143.
  • PIETERS M. 1990: Prehistorische stenen “Hamer” gevonden te Sint-Ulriks-Kapelle, Het Oude Land van Edingen en omliggende, 18, 1, 8-10.
  • S.N. 2007: De hopteelt in het Vlaanderen van de 21e eeuw. Een representatieve inventaris van het bouwkundige hoperfgoed met een advies van De Ketenier, s.l.
  • VERBESSELT J. 1997: Sint-Ulriks-Kapelle Asse in 1143, Eigen schoon en de Brabander, 80, 7-8-9, 268.
  • VERBESSELT J. 1966: Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw, deel V, Tussen Zenne en Dender IV, Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, Pittem, 295-316.
  • WALRAVENS P. 1970: Sint-Ulriks-Kapelle vroeger en nu, Eigen Heem, 1, 4, 97-104.
  • WALRAVENS P. 1970: Sint-Ulriks-Kapelle vroeger en nu (vervolg), Eigen Heem, 1, 5, 130-139.
  • WAUTERS A. 1971 (heruitgave van 1855): Histoire des environs de Bruxelles, Description historique des localités qui formaient autrefois l'Ammanie de cette ville, deel 3A, Brussel, 179-205.
  • WERKGROEP PAJOTTENLAND 2007: Pajottenland. Een land om lief te hebben, Lennik, 148-150.

Auteurs:  Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Ulriks-Kapelle [online], https://id.erfgoed.net/teksten/135577 (geraadpleegd op ).


Sint-Ulriks-Kapelle ()

Het dorpscentrum bij de kerk, bezijden de Brusselstraat, wordt gekenmerkt door een bebouwing uit de tweede helft van de 19de eeuw, waaronder het gemeentehuis, de pastorie en een aantal dorpswoningen, onder meer in de Kerkstraat.


Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs:  De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Ulriks-Kapelle [online], https://id.erfgoed.net/teksten/121406 (geraadpleegd op ).