Situering
De Vlaams-Brabantse faciliteitengemeente Linkebeek maakt deel uit van de Vlaamse Rand rond het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Ze grenst in het noorden aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Ukkel), in het oosten aan Sint-Genesius-Rode, in het zuiden en westen aan Beersel en in het noordwesten aan Drogenbos. Met een oppervlakte van 415 ha is Linkebeek een zeer kleine gemeente, op 1 januari 2010 telde ze 4.755 inwoners. De gemeente is geëvolueerd van een traditioneel landbouwdorp tot een verstedelijkte woongemeente met villawijken. Tot op vandaag bestaat de helft van de oppervlakte echter nog uit landbouwgrond en bos. Linkebeek maakt deel uit van de Groene Gordel rond Brussel.
Linkebeek telt twee ontwikkelde woonkernen. De dorpskern is ingeplant op een vrij steile heuvel in het noordwesten van de gemeente, de Kerkberg, waarop het dorpsplein met de beschermde Sint-Sebastiaanskerk zijn gelegen. Steile voetgangersstraatjes waaronder 'trapstraten' als het Kerkstraatje en de Trap der honderdjarige tonen de hoogteverschillen tussen de kerk en de omringende oude straten aan. De bebouwing op het dorpsplein heeft grotendeels haar oorspronkelijk karakter verloren. Een tweede woonkern is de wijk 't Holleken in het oostelijk deel van Linkebeek, gekenmerkt door aaneengesloten dorpswoningen, een voormalige noodkerk en een voormalige kleuterschool. Naast 't Holleken waren er enkele kleinere woonconcentraties in het oostelijk deel van Linkebeek: Oplinkebeek (ten noorden van de spoorweg Brussel-Nijvel-Charleroi en ten westen van de Perkstraat), Hollebeek (ten noorden van de spoorweg Brussel-Nijvel-Charleroi en ten oosten van de Perkstraat) en Boesdaal (het meest zuidelijke gebied van de gemeente, ten zuiden van de wijk 't Holleken). Linkebeek, dat deel uitmaakt van de Zennevallei, kent een heuvelachtig landschap, doorsneden door een aantal diepe dalen die gevormd werden door de talrijke waterlopen. De Linkebeek is de hoofdbeek. Ze vertrekt van in het Zoniënwoud en ontvangt onderaan de Kerkberg de Wijnborrebeek en de Kellebeek, die even voor het kasteel samen lopen. De twee andere waterlopen in Linkebeek zijn de Jezuiëtenbeek en de Koekoeksbeek.
Autotechnisch ligt Linkebeek enigszins geïsoleerd. Het is een flink stuk rijden over smalle en drukke dorpswegen voordat men de Brusselse ring R0 bereikt, gesitueerd ten westen van Linkebeek. De spoorlijn Brussel-Nijvel-Charleroi die de gemeente diagonaal doorkruist van noord naar zuidoost verbindt de gemeente op minder dan 15 minuten met Brussel-Zuid. Ondanks haar kleine oppervlakte beschikt de gemeente over twee haltes op deze spoorlijn: halte Linkebeek (onbemand station) en halte Hollebeek. Daarnaast kruist ook de lijn Etterbeek-Halle de gemeente in het noordwesten. Deze lijn heeft echter geen halte in Linkebeek.
Geschiedenis
Ontstaan van Linkebeek
Over de vroegste geschiedenis van Linkebeek is niet zoveel geweten. De concentratie silexvoorwerpen, gevonden in het Kleetbos ten zuidoosten van 't Holleken, nabij de grens met Beersel, wijst op bewoning van de streek in het vroegneolithicum omstreeks 5000 voor Christus. Net over de grens met Ukkel, ten noordwesten van Oplinkebeek werden voorwerpen gevonden uit het laatneoliticum omstreeks 2000 voor Christus Uit het Romeinse tijdperk werden enkele munten gevonden bij Café de la Gare (Stationstraat 90), tegenover het station. Het opschrift van een van de munten verwijst naar keizer Tetricus (268-273 na Christus).
Linkebeek was in de middeleeuwen belangrijk als doorgangsgemeente tussen Brussel en Wallonië via de abdijen Zevenborre en Nijvel. De gemeente dankt haar naam vermoedelijk aan de hoofdbeek, de Linkebeek. 'Link' is afkomstig uit het Oudgermaans en betekent 'bocht'. De beek beschrijft inderdaad een brede boog van een halve cirkel waarbinnen Linkebeek-dorp ligt.
De parochie Linkebeek ontstond als dochterparochie van Rode, vermoedelijk tussen 980 en 1190. De naam Linkebeek komt voor het eerst voor in een schenkingsakte uit 1190, waarbij de kerk en het altaar geschonken werden aan de abdij van Vorst. In 1221 word Linkebeek vermeld als zelfstandige parochie.
De eerste kapel, gebouwd in 1110, door Godfried met de Baard, graaf van Leuven, werd toegewijd aan 'Sint-Sebastiaan', de beschermheilige van de boogschutters. Linkebeek werd een drukbezochte bedevaartplaats tegen besmettelijke ziekten. Ook verschil-lende vorsten kwamen er op bedevaart. Het hoogtepunt in de geschiedenis van Linkebeek was het bezoek van Karel de Stoute en zijn gevolg in 1469. Deze beroemde bedevaarder stichtte er de broederschap van Sint-Sebastiaan. Karel de Stoute zou zo opgetogen geweest zijn over het gunstige resultaat van zijn bedevaart dat hij de broederschap van Sint-Sebastiaan een kostbaar gulden boek schonk dat nog steeds is bewaard. Het bevat 2 miniaturen, 3 teksten en meer dan 400 bladzijden met namen van pelgrims. In de middeleeuwen bleef de broederschap van Sint-Sebastiaan afhankelijk van Vorst. Onder het leenstelsel kwam Linkebeek onder het gezag van de hertogen van Brabant. Omstreeks het einde van de 15de eeuw kwam het onder de jurisdictie van de heer van Beersel, Jan van Withem. Onder het Spaanse bewind (midden 16de eeuw) werd het dorp vaak als pand gegeven aan hoge Spaanse ambtenaren.
Omstreeks 1650 werd Linkebeek gekocht door Jan Albert van de Winckele, raadsheer van Brabant. Hij stichtte in 1646 de heerlijkheid van Linkebeek, die twee jaar later samengevoegd werd met die van Sint-Genesius-Rode en Alsemberg. In 1665 is er melding van een "speelhuys", dat wellicht als buitenverblijf diende voor Jan Albert van de Winckele. De heerlijkheid Linkebeek en het hof kregen verschillende eigenaars. Maria Barbara Josepha de Man de Speelhoven was de laatste 'dame' van Linkebeek, de feodale rechtspraak werd afgeschaft in haar sterfjaar 1796. Haar wapenschild werd in 1955 het gemeentezegel van Linkebeek: een rode keper in een wit veld met daarbij drie zwarte hoofden, twee boven en één onder, die elk met een rood lint omwonden zijn. De drie mannenhoofden verwijzen naar de familienaam 'de Man'.
Linkebeek in de 19de eeuw
Intussen was er een ingrijpende verandering gebeurd: door de aanleg van de Alsembergsesteenweg in 1742 bleef de gemeente volledig links liggen. De eens zo belangrijke doorgangsgemeente werd 'afgelegen en vergeten'. Ook de pelgrims bleven om niet nader onderzochte redenen achterwege, op een korte heropleving in 1848 na toen de cholera het land teisterde. Linkebeek was een echte landbouwgemeenschap tijdens de 19de eeuw: de voornaamste teelten waren tarwe, koren, haver, aardappelen en klavers. De grote boeren waren de notabelen. Naar het einde van de eeuw was er een achteruitgang in de landelijke activiteiten, de oppervlakte die gebruikt werd voor de teelten daalde sterk. Tijdens de 19de eeuw waren er drie molens actief op grondgebied Linkebeek. De Klippemolen (Brouwerijstraat/Kasteelstraat) fungeerde in de 19de eeuw als papier- en kartonmolen, tot 1578 was deze 14de-eeuwse molen een banmolen (verplichte graanmolen). De Nedermolen (Brouwerijstraat, op de plaats van het huidige sportterrein Justisport) was een graanmolen tijdens de 19de eeuw, in de 14de eeuw werd hij vernoemd als slijpmolen. De 18de-eeuwse molen "Menu" (Brouwerijstraat nr. 41) fungeerde tijdens de 19de eeuw ook als papiermolen. In 1860 werd het toenmalige kasteeldomein, beneden de Kerkberg, tussen het Wijnbrondal, de Kasteelstraat en de Bloemhofstraat gekocht door Julius Josephus d’Anethan. Hij was burgemeester van Linkebeek van 1868 tot 1874 en verder nog senator en minister. Tijdens het eerste jaar van zijn burgemeesterschap bouwt hij een nieuw kasteel in de oostelijke uitbreiding van zijn domein en op de plaats van het oude kasteel komt een oranjerie die ondertussen tot woning is verbouwd. Een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van Linkebeek was de aanleg in 1873 van de spoorlijn Brussel-Nijvel-Charleroi, of nog meer de invoering van een halte in Linkebeek in 1879. Naar verluidt werd de stopplaats tegengehouden door de toenmalige burgemeester d'Anethan die niet teveel drukte wou in zijn rustige gemeente. De trein bracht vele wandelaars naar het mooie, ongerepte Linkebeek zodat het dagtoerisme hier bloeide vanaf 1890.
Linkebeek in de 20ste eeuw
Tot 1940 bleef Linkebeek een geliefde plek voor dagjesmensen. De gemeente was bezaaid met cafés, restaurants en zelfs hotels. Brouwerij Theunissen werd tussen 1890 en 1910 vier keer uitgebreid. Het waren niet enkel toeristen, ook kunstenaars, vooral schilders vestigden zich in Linkebeek, aangetrokken door de mooie omgeving dicht bij de stad en door de aanwezigheid van mecenassen. In die periode werden dan ook veel gronden verkaveld en met villa's bebouwd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog viel de bouwwoede even stil, maar tijdens het interbellum werden opnieuw heel wat villa's gebouwd en bleven de toeristen Linkebeek frequenteren. Vanaf de Tweede Wereldoorlog waarbij Linkebeek vrij gespaard bleef van grote schade, viel het toerisme stil. De wijk 't Holleken ontwikkelde zich sterk naar het midden van de 20ste eeuw toe en in de jaren 1960, in het hoogtepunt van de concurrentie tussen "die van Linkebeek" en "die van 't Holleken" was er zelfs sprake van de bouw van een eigen kerk zodat het een zelfstandige parochie zou worden. De tijdelijke noodkerk die toen gebouwd werd voor de groeiende geloofsgemeenschap kreeg echter een permanent karakter en de kerk is er nooit gekomen. In de jaren 1950 wordt Linkebeek nog steeds beschreven als een landbouwgemeenschap: "Niettegenstaande de nabijheid van de hoofdstad en de villabebouwing is Linkebeek een uitgesproken landbouwgemeente gebleven. Thans telt men nog een goed dozijn middel-grote hoeven". Tegen die tijd waren de drie molens die Linkebeek nog telde in het begin van de 20ste eeuw allemaal gestopt.
De tweede helft van de twintigste eeuw tenslotte werd gekenmerkt door een ware volksverhuizing: gegoede gezinnen, vooral uit Brussel en Wallonië kwamen zich hier vestigen zodat de grondprijzen de hoogte in schoten en de gemeente een eerder residentieel karakter kreeg.
In vergelijking met 100 jaar geleden zijn de heuvelkammen en beekvalleien nagenoeg helemaal volgebouwd. Maar de groene zones en landbouwgebied beslaan nog steeds meer dan de helft van het Linkebeeks grondgebied. Door de mooie golvende landschappen en de rijkdom aan natuurgebieden behield Linkebeek toch zijn landelijk karakter. Het landbouwareaal beslaat ongeveer 175 ha (40% van het grondgebied), maar het aantal landbouwers is zeer laag. Momenteel is er slechts één boerderij actief. Grote industriële sites zijn er in Linkebeek niet te vinden. De grote site van Laborec (in het zuiden van de gemeente) opgericht in 1962 ligt voornamelijk op grondgebied Alsemberg maar de ingang ligt in Linkebeek (Rodestraat). Om het landschap minimaal te storen werd een bomenrand van 20 m breed aangelegd rond het terrein. De kweekvijvers van het INBO zijn gesitueerd in het Dwersbos en de Vijversdreef en van op de openbare weg is er weinig zichtbaar.
Ruimtelijke structuur
De gemeente heeft een noordwest-zuidoostelijke oriëntatie, met een brede basis in het zuidoosten en een spits in het noordwesten, zodat de gemeente grosso modo de vorm van een driehoek heeft.
De dorpskern van Linkebeek is ingeplant op een vrij steile heuvel in het noordwesten van de gemeente en omvat het dorpsplein en de beschermde Sint-Sebastiaanskerk (een klein Brabants ronddorp rond de kerk). In de naburige oude straten dateren de huizen vooral uit het einde van de 19de en begin van de 20ste eeuw. De bebouwing op het dorpsplein heeft grotendeels haar oorspronkelijk karakter verloren. Het deel van Linkebeek ten oosten en noordoosten van de dorpskern kent gevarieerde bebouwing: zowel laat 19de-eeuwse (rij)woningen, residentiële villa’s van rond de eeuwwisseling, vrijstaande interbellumwoningen (vaak met cottage of art-decoreminiscenties) en homogene bel-etagewoningen (zoals in de verkavelingen vanaf 1940 in het uiterste noorden van de gemeente), enkele modernistische panden en tenslotte veel moderne (of in moderne stijl gerestaureerde) panden. Dankzij hun signering kennen we enkele architecten die tijdens de eerste helft van de 20ste eeuw in Linkebeek actief waren: Fr. Albert, Jean en Paul Albert, Romanelli en vooral architect Jean Berckmans signeerden één of meerdere woningen. Een van de jongste bouwprojecten in het noorden van Linkebeek is Hof Roger Thiéry van 2007, in de hoek van de Hess-de-Lilezlaan. De grond werd geschonken door de weduwe van Alexander Hess om er een bejaardencentrum te bouwen. Roger Thiéry, OCMW-voorzitter van 1971 tot 1976 en burgemeester van 1977 tot 1989, voerde de eerste onderhandelingen. Het project kreeg zijn naam. Het is een totaalontwerp waar ruimte voorzien is zowel voor bejaarden als voor jonge gezinnen met kinderen. Ten zuiden van de dorpskern ligt het voormalige kasteeldomein van Linkebeek waarop het kasteel van 1868 met neorenaissance-reminiscenties werd bewaard. Ter hoogte van dit domein komen de Wijnborrebeek en de Kellebeek samen. Dit was dus een zeer strategische plek, niet verwonderlijk dat hier het voormalige Kasteelhof is ontstaan.
Nog verder in ten zuiden en ten westen van de dorpskern werden heel wat modernistische woningen gebouwd. Architect Jean van Coppenolle vestigde zich in de Beukendreef waar ook architect Willy van der Meeren zijn eigen woning wou optrekken. Die aanvraag werd echter afgewezen. Jacques Geerinck bouwde in 1964 zijn eigen woning in de Vijversdreef in Linkebeek. Het Mezenhof, een verkaveling van 1960 in de Vijversdreef is een mooie concentratie van modernisme. Eind de jaren 1960 ontwierpen de architecten Brodzky (nr. 6), het bureau Laurent en Dasseville (nr. 8) en het duo Jamagne en Vanderelst (nr. 10) er een woning. Architect Frederic De Becker bouwde in 1964 zijn woning in de Alsembergse Steenweg en woont er nog steeds.
Het gebied tussen de oude dorpskern en de wijk 't Holleken - een bosrijk en glooiend gebied - kent veel residentiële straten met villa's daterend uit begin 20ste eeuw en uit het interbellum. Op de kaart van Popp (niet gedateerd maar voor Linkebeek gesitueerd tussen 1849 en 1871) waren de straten hier nog quasi onbebouwd. In de Krekelendries stond reeds een hoeve waar nu de huidige nummers 30-36 gesitueerd zijn. In de zijgevels zijn de muurvlechtingen nog zichtbaar. De villa's uit het begin van de 20ste eeuw worden – net als de andere villa's uit die periode in Linkebeek - gekenmerkt door de combinatie van lijst- en puntgevels, verspringende volumes, overkragende daken en figuratief gebruik van beschilderde baksteen. Vanaf de jaren 1950 werden hier ook aantal mooie modernistische panden gebouwd, soms met spectaculaire zichten zoals Heidedreef nr. 44 van de architecten Blondel, Filippone en Baucher. In de Grasmusdreef waren architecten Simonne Guilissen-Hoa (nr. 80) en Jacques Geerinck (nummer 82) actief. Willy van der Meeren ontwierp de woning op Scheeweg 12. Van een latere periode is de eigen woning van Marc Libois uit 1977 in het Kerkveld (nummer 26). Het natuurgebied Wijnbrondal werd in 1979 beschermd als 'Vallei der Kunstenaars'.
De wijk 't Holleken in het oostelijk deel van Linkebeek wordt gekenmerkt door aaneengesloten dorpswoningen van eind 19de en eerste helft 20ste eeuw met nog enkele sporen van voormalige hoeves. Naast een niet meer gebruikte noodkerk en kleuterschool ligt hier ook de huidige begraafplaats.
Naast 't Holleken was Oplinkebeek een kleiner gehucht in het oostelijk deel van Linkebeek (ten noorden van de spoorweg Brussel-Nijvel-Charleroi en ten westen van de Perkstraat). Net omwille van de spoorweg die het gehucht afzonderde van de dorpskern is het landelijk gebleven. Hier zijn ook nog enkele villa’s van rond de eeuwwisseling te vinden. In deze buurt ligt de Klaprozenweg, een verkaveling van 1989 uitgevoerd door het OCMW om er vrijstaande woningen te bouwen die in harmonie moesten zijn met de omliggende huizen: er waren regels voor het gebruik van bouwmaterialen, er was zowel een verbod op platte daken als op bijgebouwen en de afbakening van de percelen was gereglementeerd door hagen van maximum 2m hoogte.
Noordoostelijk van Oplinkebeek ligt de Perkhoeve, een grote vierkantshoeve waarvan de geschiedenis teruggaat tot de 15de eeuw. Alle grote hoeves in Linkebeek waren voorheen vierkantshoeves. De kleinere hoeves waren van het Brabantse langgeveltype zoals in de Perkstraat 1.
In het begin van de twintigste eeuw zijn heel wat hoeves verdwenen. Hoeve de Beer aan de Koeiestraat werd verkaveld in 1923 en de straat werd omgedoopt tot Villalaan. De hoeve Labarre in de Hollebeekstraat werd verkaveld in 1932. Op de plaats van het vroegere hoeve Hof ten Bleute of Hof ten Bluts in het noorden van de gemeente werden omstreeks 1940 de Hess de Lilezlaan, de Theunissenlaan en Hof Ten Bleute aangelegd. Hoeve van der Brugge, naar de naam van de laatste pachter tegenover het station werd verkaveld rond 1955 en de Marcel en Robert Maessquare werd er aangelegd.
Het gehucht Boesdaal tenslotte kende ook een kleine bewoningsconcentratie in de begin van de 19de eeuw, maar is vandaag voornamelijk een landelijke zone met zeer verspreide bewoning.
Kapellen
Zoals in alle Vlaamse gemeenten zijn er nog heel wat kapellen in Linkebeek te vinden, voornamelijk pijlerkapellen en toegankelijke kapellen. De 'oude processieweg' of 'kleine beeweg' volgde de Kerkendries (Gemeenteplein), de Processieweg (Dapperensquare), de Zavelstraat, de Kasteeldreef, de Lepelstraat (Fons Dehaesstraat) en de Sint-Sebastiaanstraat waarlangs de meerderheid van de Linkebeekse kapellen is aan te treffen.
Bron: DAVELOOSE B. met medewerking van KENNES H. 2010: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Linkebeek, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB12, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Daveloose, Barbara
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Daveloose B. 2011: Linkebeek [online], https://id.erfgoed.net/teksten/135517 (geraadpleegd op ).
De dorpskern van deze gemeente, sterk bedreigd door de toenemende urbanisatiedrang vanuit Brussel, is ingeplant op een vrij steile heuvel, waarop het dorpsplein en de kerk zijn gelegen; steile voetgangersstraatjes, waaronder trapstraten als het Kerkstraatje, en de Trap der Honderdjarige, leiden naar het dorpsplein.
De bebouwing op dit plein heeft grotendeels het oorspronkelijke karakter verloren, onlangs nog werd een typische dorpsherberg met feestzaal uit de 19de eeuw, de zogenaamde "Lion d'Or", gesloopt.
De bebouwing in de naburige oude straten bestaat enerzijds uit kleine, laat-19de-eeuwse huizen, anderzijds uit sfeerrijke villa's van circa 1900 met bijhorende tuin. De recentste bebouwing in talrijke verkavelingen doet afbreuk aan het eertijds landelijk en villegiatuur karakter van Linkebeek, dat graag bezocht werd door allerlei kunstenaars.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Linkebeek [online], https://id.erfgoed.net/teksten/121474 (geraadpleegd op ).