Min of meer verstedelijkte woongemeente, deel uitmakend van de Vlaamse rand rond Brussel en sedert de fusie van 1 januari 1977 deelgemeente van Meise. Ondanks het verstedelijkte karakter zijn het dorpscentrum maar zeker de gehuchten Imde, Meuzegem, Rossem en Westrode, elk met hun eigen parochiekerk, nog steeds omgeven door velden, weiden en bospercelen en is er nog enige agrarische bedrijvigheid. Vooral de gehuchten worden gekarakteriseerd door hun min of meer geïsoleerde ligging. In het geval van Westrode en de wijk Nerom, deze laatste zonder eigen parochiekerk, wordt de isolatie nog versterkt door de A12 Brussel-Antwerpen die de gemeente volledig doorsnijdt van zuid naar noord. Wolvertem-centrum ligt aan de zuidelijke rand van de gemeente. Het gehucht Meuzegem ligt ten noordwesten ervan, nog verder ten noordwesten ligt Rossem; Imde ligt ten noorden en Westrode helemaal ten noorden, overwegend langs de oostzijde van de A12.
Wolvertem ligt in het overgangsgebied van het Brabantse plateau en de Brabantse Zandleemstreek en vertoont een golvend landschap met meerdere beekdepressies. De gemeente ligt immers in een vallei tussen de Maalbeek in Grimbergen en de Grote Molenbeek in Merchtem en maakt deel uit van de Brabantse Kouters. Van oudsher was er bijgevolg een intense landbouwactiviteit, gestimuleerd door de nabijheid van de hoofdstad die zorgde voor een gegarandeerde afzet.
Wanneer er voor het eerst menselijke bewoning was in Wolvertem is tot vandaag moeilijk vast te stellen. De oudste sporen die hierop wijzen zijn een aantal vondsten uit het neolithicum. In de Frankische tijd ontwikkelden zich enkele nederzettingen: de dorpskern ontstond op de kruising van twee belangrijke verbindingswegen meer bepaald de baan Vilvoorde-Aalst en Asse-Mechelen. Maar er waren ook kleinere woonkernen zoals Imde en Meuzegem, die stilaan uitgroeiden tot wijken met een eigen parochiekerk.
Ten tijde van de christianisatie ontstonden in het toenmalige Wolvertem aldus drie onafhankelijke parochies: Wolvertem-centrum, Imde en Meuzegem. De juiste stichtingsdata van de parochies zijn echter moeilijk te achterhalen maar ze zijn vermoedelijk te situeren in de 8ste eeuw. Na de ontbossing van Rossem ontstond daar een vierde parochie (12de eeuw).
De eerste borcht van de heren van Wolvertem zou volgens sommige bronnen mogelijk te situeren zijn ter plaatse van het huidige kasteel van Imde; in de 'Geschiedenis van Wolvertem' wordt evenwel verwezen naar een plaats ten noordoosten van Meuzegem, langs de gelijknamige beek. J. Verbesselt zag hierin de eerste woonplaats van de heren van Wolvertem die later een nieuw verblijf bouwden verder ten noordoosten ter plaatse van het kasteel van Imde. De eerst gekende heer was Onulfus de Vulvrethem, medestichter van de abdij van Dielegem in Jette, die vermeld wordt in een aantal akten uit de 11de eeuw. Bij zijn overlijden kwam het territorium van Wolvertem-dorp in handen van zijn oudste zoon Waltherus, die in het huwelijk trad met de dochter van de heer van Sotteghem en als bruidschat deze heerlijkheid verwierf; sindsdien is er sprake van de familie de Sotteghem. De burg zelf kwam in handen van andere afstammelingen die ze verenigden met de goederen van Imde.
Op het einde van de 13de eeuw is er echter geen spoor meer van de heren van Wolvertem en kwam de heerlijkheid opnieuw in handen van de hertog van Brabant. In de 16de eeuw draagt Filips II, gedreven door geldnood de heerlijke rechten van Wolvertem-centrum met Rossem en Meuzegem grotendeels over aan de heren van Imde. Hendrik, baron de Merode, van Petersheim werd de eigenaar van de verenigde heerlijkheden. In 1605 werden ze verkocht aan Lodewijk Verreyken en in 1673 kwamen ze door huwelijk van de laatste vrouwelijke telg Anna-Louisa Verreycken aan de familie d’Alsace, prinsen van Chimay, in 1700 gevolgd door de verkoop aan Prins Eugeen Alexander van Thurn en Taxis, die een van de grootste grondeigenaars van de gemeente werd. Na de Franse Revolutie, in 1835 verkocht deze familie haar bezittingen in de Nederlanden, waaronder de heerlijkheid Wolvertem met Rossem en Meuzegem en de baronie Imde, en ging zich vestigen in het Beierse Regensburg. De eigendommen raakten verspreid over meerdere rijke families, waaronder de familie Pangaert en t’Kint.
In de Franse tijd werd Wolvertem met Meuzegem en Rossem-Imde samengevoegd tot één gemeente, die deel uitmaakte van het Dijledepartement; bovendien werd Wolvertem de administratieve hoofdplaats van een kanton met vredegerecht.
Eeuwenlang vormde de landbouw de belangrijkste bron van inkomsten in Wolvertem; dit was vooral te danken aan de aanwezigheid van vruchtbare gronden en de nabijheid van Brussel als afzetgebied. Tijdens het ancien régime waren de voornaamste eigenaars van de gronden naast de plaatselijke heer ook drie grote abdijen: Dielegem, Grimbergen en Groot-Bijgaarden. De enige gekende nijverheden in Wolvertem betroffen molens en brouwerijen met daarnaast kleine ambachtslui. In de loop van de 19de eeuw bleef de landbouwactiviteit met een diversiteit van teelten nagenoeg ongewijzigd; er werd op grote schaal verder ontbost en de bevolking bestond hoofdzakelijk uit pachters, kleine boeren en arbeiders. In de 20ste eeuw en dan vooral vanaf de jaren 1970 werd Wolvertem onderhevig aan verstedelijking, zij het in mindere mate dan Meise. Dit uitte zich vooral door de uitdeinende lintbebouwing waarbij het landelijke karakter deels gevrijwaard bleef.
In het centrum dat gelegen is ten westen van de A12 en een nagenoeg cirkelvormige plattegrond vertoont, concentreert de bebouwing zich rondom de op een hoogte gelegen Sint-Laurentiuskerk. De omringende straten vertonen een heterogene lintbebouwing uit de 19de en 20ste eeuw en ruime woonuitbreidingsgebieden. De sociale woonwijk aan de Karel Boudewijnslaan ten noorden van het centrum, werd aangevat in 1964 door de Samenwerkende bouwmaatschappij Providentia ten tijde van burgemeester Frans Van Doorslaer en in gebruik genomen in 1966. De verkoop van de eerste woningen aan particulieren werd kadastraal geregistreerd in 1967. De sociale woonwijk De Vlieten daarentegen werd aangelegd in de periode 1977-1980 (ontwerp 1975), eveneens in opdracht van de sociale huisvestingsmaatschappij Providentia ten noordwesten van het dorpscentrum, waardoor de cirkelvormige bebouwingskern werd doorbroken. De verdere omgeving bleef vrij landelijk en verspreid komen er nog een aantal hoeven voor.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 2018: Wolvertem [online], https://id.erfgoed.net/teksten/297986 (geraadpleegd op ).
Door de autobaan Brussel-Antwerpen doorsneden gemeente die haar landelijk karakter en enkele middelgrote boerderijen grotendeels bewaard heeft. Bewoning geconcentreerd in de dorpskern rondom de op een heuvel gebouwde kerk, in kleine gehuchten met een eigen kerk of kapel te Meuzegem, Rossem, Imde en Westrode, en verdere bebouwing langsheen de voornaamste straten.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Wolvertem [online], https://id.erfgoed.net/teksten/121488 (geraadpleegd op ).