Teksten van Jezus-Eik

https://id.erfgoed.net/themas/14293

Jezus-Eik ()

Jezus-Eik is het meest verstedelijkte en laatst tot stand gekomen gehucht van de gemeente Overijse. Het gehucht situeert zich ten noordwesten van het centrum van Overijse aan de oostrand van het Zoniënwoud. Rakelings langs het centrum van het gehucht loopt de autosnelweg E411 tussen Brussel en Namen.

De naam van het gehucht is ontleend aan de verering van een Onze-Lieve-Vrouwenbeeld dat ophing aan een eik in het bos en uitgroeide tot een bedevaartsoord (zie ook Onze-Lieve-Vrouwkerk). Rond deze bedevaartplaats ontstond het gehucht dat eerder een late ontwikkeling kende in de 19de eeuw, na massale ontginningen op het Zoniënwoud. Ten westen en ten noordwesten grenst het gehucht nog steeds aan het Zoniënwoud.

Historiek en ontwikkeling

De eerste huizen in het bos werden in de 16de eeuw gebouwd en waren van boswachters, houthakkers en kolenbranders. Over het ontstaan van Jezus-Eik bestaan er verschillende versies. In 1637 of volgens Antonius Sanderus pas later in 1659, werd er een Mariabeeldje opgehangen aan een eik in navolging van de wens van Peeter vanden Kerckhove. Kort hierna wordt er een miraculeuze genezing toegeschreven aan het beeld. Zowel Overijse, Tervuren en de Abdij van het Park uit Heverlee wilden aanspraak maken op Jezus-Eik, om het groeiende bedevaartsoord uit te baten. Vooral onder invloed van de norbertijnen van de Abdij van het Park die de bediening van de kerk van Tervuren voor haar rekening nam, werd ze verbonden met Tervuren. De bloei van dit bedevaartsoord in de 17de eeuw was geen alleenstaand gegeven. De Mariaverering werd sterk gepropagandeerd en paste volledig in de geest van de contrareformatie. Het aantal mirakels en de omvang ervan was van belang voor de erkenning van het bedevaartsoord. Het was dus noodzakelijk dat gelovigen hun ervaringen meedeelden, hetzij schriftelijk of mondeling, hetzij door schenking van een ex-voto. De kerk van Jezus-Eik heeft er vele in haar bezit.

De eerste mis werd in 1642 opgedragen als gevolg van het toenemende aantal pelgrims, door Jan Maes, abt uit de Abdij van het Park in Heverlee. Hij wou de erkenning van Jezus-Eik bekomen voor de wijding. De eerste kapel werd opgebouwd rond de stronk van de afgezaagde eik. De eerste steen van de huidige kerk werd in 1650 gelegd door gouverneur-generaal Leopold-Willem van Oostenrijk.

Pas in 1660 kregen een aantal burgers de toelating om een huis te bouwen in het bos rond de kapel. Hun aanwezigheid werd door de hertog van Brabant toegestaan langs de baan tussen Brussel en Overijse. Het ontstaan van dit gehucht in het Zoniënwoud werd gelinkt aan het groeiende bedevaartsoord, maar ook als beschermingsplaats tegen roversbenden in het bos halfweg tussen Oudergem en Overijse. Op de Ferrariskaart (1770-1778) is de geïsoleerde ligging van Jezus-Eik in het Zoniënwoud goed zichtbaar. Het gehele gehucht was nog omgeven door het bos en de bebouwing beperkte zich rond de kerk aan de Brusselsesteenweg. De inwoners van Jezus-Eik waren, volgens de Ferrariskaart (beide kregen het zelfde nummer 75), parochiaal afhankelijk van Tervuren . Het Zoniënwoud reikte nog tot aan hoeve Ten Weyngaert op de Brusselsesteenweg. Hier lag volgens de Ferrariskaart ook de grens van het keizerlijke domein. Eind 18de eeuw waren deze gronden domaniale goederen toebehorend aan Jozef II en werden ze beheerd door de Brabantse Raad van Financiën, de Houtvesterij en de ambtenaar van de Rekenkamer.

Na de Franse Revolutie werd Jezus-Eik 14 jaar een onafhankelijke gemeente. Vanaf 15 november 1810 werd het volgens keizerlijk decreet ingelijfd bij Overijse. Ook kerkelijk ging het bij Overijse horen. Begin 19de eeuw was het grootste deel van de bevolking in het kleine zelfstandige dorpje, werkzaam in het Zoniënwoud daar de landbouwoppervlakte te klein was om in eigen behoeften te voorzien. Het was een soort van schiereiland met bedevaartkerkje, dat enkel de Brusselsesteenweg en de bebouwing hierlangs omvatte. Bij het opstellen van het kadaster circa 1825 telde het dorp slechts circa 30 woningen, voornamelijk lemen huizen van bosarbeiders (zie kadastrale sectie A dat slechts de percelen langs de Brusselsesteenweg omvatte). Slechts zes huizen waren van steen en dit waren de handelshuizen (herbergen en houthandel).

In de loop van de 19de eeuw evolueerde Jezus-Eik na ontbossingen tot een agrarisch dorp. Na het K.B. van 29 oktober 1825 werd het grondgebied van het Zoniënwoud verdeeld onder de aangrenzende gemeenten. Overijse kreeg er in Jezus-Eik de secties M en N bij. Vanaf 1830 begon de Société Génerale met de verkoop van de perifeer gelegen percelen van het Zoniënwoud in deze secties. De nieuwe eigenaars, veelal afkomstig uit Brusselse welgestelde kringen, begonnen hierna met de verkaveling en ontbossing van deze zeer grote percelen in tegenstelling tot de kleine percelen van sectie A in de dorpskern. Een groot deel van de percelen in sectie N kwam in het bezit van koning Leopold I. In 1853 verkocht Leopold I zijn hele domein in sectie N ten oosten van de Brusselsesteenweg aan zijn hofmaarschalk en diens vrouw, graaf en gravin Charles en Sophie de Marnix. Graaf de Marnix zal daarna nog verschillende percelen bijkopen en er zijn kasteeldomein oprichten.

Nog een "grootgrondbezitter" in Jezus-Eik was Abrahm Mathieu – Vandernberghen. Op de gronden gelegen in de kadastrale sectie M, die uit zijn eigendom komen, werd later het landhuis de Meeus opgericht. Louis Bauwers – Dehey was eveneens een Brusselse "grootgrondbezitter" in de gemeente die verschillende eigendommen opkocht en samenvoegde tot één groot domein. Na het overlijden van Louis werd het verdeeld onder de vier kinderen. Een deel van deze gronden zal gekocht worden door de schoonzoon van één van de kinderen, Paul Hye – Brabandt, die zich vestigde in het uiterste westen van het gehucht (zie verder). Ook advocaat Jules Quirini werd in Jezus-Eik een grootgrondbezitter, hij bezat ook eigendommen in Hoeilaart. Buiten deze grootgrondbezitters waren er nog wat kleinere grondbezitters, waaronder notaris en burgemeester van Overijse Ferdinand Vandevelde.

In de Brabandtlaan op de hoek met de Vloerbeekberg staan twee zware hardstenen pijlers met resten van een voormalige ijzeren poort. Aan beide zijden van de weg zijn dreefbomen (Amerikaanse eik) aangeplant. Mogelijk was dit de grens van één van de grote eigendommen in sectie M van de familie Bauwers, later de Brabandt.

Samen met de ontbossing kwamen er in de 19de eeuw ook meer woningen bij. De bebouwing concentreerde zich langsheen de toenmalige bestaande wegen: de Brusselsesteenweg, de Vuurgatstraat en de Welriekendedreef. In eerste instantie werden de ontboste percelen buiten het centrum omgezet in landbouwgronden. Deze ontbossing ging gepaard met de eerste bouw- en bevolkingsexplosie in Jezus-Eik. De grondbezitters lieten kleine pachthoeves bouwen om het ontboste land te bewerken. Langs de Welriekendedreef en de Terblokstraat werden zo 20 huurhuizen gebouwd door Louis Deridder. Ook langs de Brusselsesteenweg werd gebouwd. Zo bouwde Delfosse in 1838 vier woningen en een smidse op de locatie van de huidige villa Limpens. Door de landeigenaars werden in de 19de eeuw al twee kastelen, die dienst deden als zomerverblijven, gebouwd: kasteel de Marnix en kasteel de Meeus. Op het einde van de eeuw kwam de oppervlakte bos ongeveer overeen met de huidige.

In het meest westelijke deel van het gehucht, omsloten tussen de Welriekendedreef, de Sint-Jansbergdreef en de Terblokstraat, ligt een groot blok dat begin 20ste eeuw eigendom was van de familie Brabandt. Louis François Charles Marie Brabandt (wonende in de Louisalaan in Brussel) zou op enkele jaren tijd zowel "Chateau du prince Leopold" aan de Sint-Jansbergdreef als het kasteel "Welriekende" aan de Terblokstraat laten optrekken. Het kasteel werd in de jaren 1940 al gesloopt en is vervangen door een nieuw landhuis (zie Terblokstraat). Kasteel Terblock, gelegen ten noorden van kasteel Welriekende, werd enkele jaren eerder opgetrokken door Paul-Marie-Augstuin Hye-Brabandt.

In dit westelijke deel, aan de Sint-Jansbergdreef en de Welriekendedreef op de grens met Groenendaal Hoeilaart), ontstonden in de 20ste eeuw een aantal maneges met paardenstallen, soms op de locatie van een 19de-eeuwse hoeve. Dit door de nabijheid van de voormalige renbaan van Groenendaal en het Zoniënwoud (zie Hoeilaart).

Eind 19de - begin 20ste eeuw zal ook de druiventeelt opgang maken in het gehucht, net zoals in heel Overijse en de omliggende gemeenten. De eerste twee serres werden in 1887 gebouwd door Bosmans naast de gemeentelijke basisschool aan de Brusselsesteenweg. De meeste serres voor de druiventeelt waren gelegen in de driehoek tussen de Brusselsesteenweg, de Witherendreef en de Schransdreef (zie oude luchtfoto’s). Ook de Vuurgatstraat, die Jezus-Eik met Hoeilaart verbindt, wordt tot vandaag gekenmerkt door een aantal typische serristenwoningen uit het interbellum. Nummer 87 is een gerenoveerde woning met gecementeerde en geschilderde gevel met nieuw schrijnwerk en met kenmerkend toegangsportaal op houtwerk. Nummer 98 is een eenvoudige villa, kadastraal geregistreerd in 1925, met eveneens het typische portaal op houtwerk. Het is niet bekend of het om een serristenvilla ging.

Huidig uitzicht

Vandaag verbindt de drukke Brusselsesteenweg de kern van Overijse met Jezus-Eik. Aan de rand van het Zoniënwoud vindt men nog enkele kasteeldomeinen en landhuizen uit de 19de en begin 20ste eeuw. Voorts verschillende (residentiële) verkavelingen, ontstaan tijdens de sterke bevolkingsgroei in het derde kwart van de 20ste eeuw met voornamelijk inwijkelingen uit Brussel.

In de verkavelingen vindt men enkele woningen van toonaangevende architecten uit de tweede helft van de 20ste eeuw, zoals bijvoorbeeld een woning ontworpen door Renaat Braem. Lijsterbeslaan 3 is een semi-prefab bungalow ontworpen door Willy Van der Meeren van 1951. Hier gebeurde een aantal kleine wijzigingen (kleine vergroting, nieuw schrijnwerk en nieuw dak) en de voormalige zichtbare prefab-elementen werden bekleed.

Aan de Reebokweg ligt de ommuurde begraafplaats uit het interbellum (na opheffing van het kerkhof rond de kerk?).

  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, mutatieschetsen en mutatiestaten Overijse (afdeling I), 1907/135 1925/131 (Vuurgatstraat 98), 1946/32 (Terblokstraat 76-78) en 1938/38 (begraafplaats Reebokweg).
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden voor Zijn Koninklijke Hoogheid de Hertog Karel Alexander van Lotharingen, Jozef Jean François de Ferraris, Koninklijke Bibliotheek van België, uitgegeven in 1770-1778, schaal 1:11.520 herleid naar 1:25.000.
  • DE KOONING M. 1993: Willy Van der Meeren, Vlees en Beton, Gent, z.p.
  • ERKENS M. 1983: Een onbekende brief in verband met de stichting van Jezus-Eik (7.10.1642), Zoniën 7.1, 8-10.
  • LENSECLAES M. 1982: Jezus-Eik anno 1820, Zoniën 6.1, 19-27.
  • S.N. 1953: Bugalow semi-préfabrique a Notre-Dame-au-Bois, La Maison 9.12, 382.
  • WILLAERT C. 1999: Lanck sieck en sibilijck genesen, Bijdragen tot de geschiedenis van IJse-, Lane- en Dijleland XVII, Overijse.

Auteurs:  Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Verwinnen K. 2017: Jezus-Eik [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203526 (geraadpleegd op ).


Jezus-Eik ()

Gehucht ontstaan bij een bedevaartkapel te midden van het Zoniënbos. De talrijke herbergen uit het vierde kwart van de 19de eeuw langs de Brusselsesteenweg geven het gehucht een specifiek toeristisch uitzicht en de huidige hoofdzakelijk recente bebouwing langs de zijstraten bezorgen het een sterk residentieel karakter.


Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs:  De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Jezus-Eik [online], https://id.erfgoed.net/teksten/121503 (geraadpleegd op ).