Geografisch thema

Ruisbroek

ID
14303
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14303

Beschrijving

Sinds 1 januari 1977 deelgemeente van Sint-Pieters-Leeuw en gelegen ten oosten ervan in de Zennevallei, aan de zuidelijke rand van het Brusselse Gewest. In tegenstelling tot de andere deelgemeenten van Sint-Pieters-Leeuw maakt Ruisbroek geen deel uit van het Pajottenland. Het is thans een sterk geïndustrialiseerde gemeente met een oppervlakte van 354 ha en een licht golvend reliëf (22-32 m), min of meer geïsoleerd van de hoofdgemeente door het kanaal Brussel-Charleroi en de spoorlijn Brussel-Bergen, beide met noord-zuid verloop en van groot belang voor de ontsluiting. Het oostelijke deel wordt bovendien van noord naar zuid doorsneden door de E19 die aansluit op de Brusselse Ring. Tussen de autosnelweg en de sterk meanderende Zenne die de oostelijke grens vormt, bleven nog mooie landschappen bewaard met moerassen, beemden en loofbossen. Het parkdomein van kasteel "De Helle" vormt tot vandaag een groene enclave nabij de dorpskern.

In een oorkonde van 1179 vermeld als Ruschebruc in de betekenis biezenbroek, een moerassige omgeving met riet en biezen. In oorsprong had Ruisbroek immers veel te lijden van de overstromingen van de Zenne; om het gebied af te wateren werden toen drie grachten gegraven, ongeveer evenwijdig met de meanderende Zenne: de Broekgracht, de Oude Gracht en de Laekebeek; het oorspronkelijke moeras werd zo omgevormd tot weiland. Vanaf 1491 wordt de naam Ruisbroeck gebruikt.

De oudste woonkern van Ruisbroek dankt zijn ontstaan vermoedelijk aan de onmiddellijke nabijheid van een Zenneovergang waar rond de elfde eeuw het primitieve Hof te Ruysbroeck gelegen was. Voortgaande op de ligging schuin tegenover de kerk en nabij het kruispunt van twee oude wegen identificeert J. Verbesselt trouwens De Helle als het dorpshof of Hof te Ruysbroeck, zie Karel Gilsonstraat nummer 15. Sommige historici vermoeden zelfs een Gallo-Romeinse villa of castrum op dezelfde plaats. Geleidelijk kwam hier een ronde nederzetting tot ontwikkeling. Naarmate de omgeving verder werd ontgonnen ontstonden meerdere hoeven in het gebied links van de Laekebeek, die de gemeente nagenoeg halveert; tussen de verschillende nederzettingen kwam geleidelijk een verbindingsweg in noord-zuidrichting tot stand: deze weg, voorheen de Dorpsstraat, maar thans bestaande uit de Karel Gilsonstraat en de Fabriekstraat, verloopt ongeveer parallel met de Laak en vormt tot op heden de hoofdas van de gemeente. Deze as lag bovendien aan de basis van de ontwikkeling van Ruisbroek tot langgerekt straatdorp en vormde oorspronkelijk ook de scheiding tussen de velden enerzijds en de beemden anderzijds. Het gedeelte ten westen werd immers ingenomen door vruchtbare landbouwgronden als het Ruysbroeckveld, het Wilderveld en het Meerveld, het gedeelte ten oosten door de beemdweiden langs de Zenne, laatstgenoemd gebied bleef tot op heden zo goed als onbebouwd.

Ruisbroek maakte oorspronkelijk deel uit van het domein Sint-Pieters-Leeuw, één van de belangrijkste domeinen van Brabant dat door de edelvrouw Angela in de periode 785-819 geschonken werd aan het Sint-Pieterskapittel van Deutz bij Keulen, zie gemeente-inleiding Sint-Pieters-Leeuw. In de twaalfde eeuw was de rol van Keulen echter uitgeteld en werd de hertog van Brabant hier heer en meester. Hertog Godfried III gaf de heerlijkheid Ruisbroek in 1179 aan zijn zoon Hendrik die het afstond aan zijn broer Willem, heer van Perwez. Naderhand kende Ruisbroek verschillende opeenvolgende eigenaars: de ridders van Stalle (1277), het geslacht van Aa (1372-1373), het geslacht de Swaef (1393), familie Taye (1455) en familie de Witthem (1511) die het in bezit hield tot het einde van de zestiende eeuw. Nadien werd Ruisbroek verdeeld over verschillende eigenaars en in 1732 werd de heerlijkheid tot graafschap verheven ten voordele van G.H.R. d'Yve d'Ostiche. Vanaf 1309 is er sprake van een schepenbank die ten hoofde ging te Brussel.

Kerkelijk gezien was Ruisbroek vermoedelijk afhankelijk van de moederparochie Sint-Pieters-Leeuw, sommige bronnen vermelden Dworp. Al vanaf 1138 was het begevingsrecht in handen van de abdij van het Heilig Graf te Kamerijk. In 1650 werd Ruisbroek erkend als zelfstandige parochie.

In de loop van de negentiende eeuw evolueerde Ruisbroek mede onder invloed van de aanleg van belangrijke verbindingswegen als het kanaal en de spoorweg van een agrarische naar een industriegemeente met belangrijke impact van de textielnijverheid en de metaalsector. In het midden van de negentiende eeuw bedroeg de agrarische oppervlakte nog negentig percent, in 1959 was dit nog amper veertig percent.
Al in 1570 bestonden er plannen voor de aanleg van een kanaal van Brussel naar Charleroi; de uitvoering werd maar begonnen onder het Hollandse Bewind en de werkzaamheden duurden van 1827 tot 1832. De Zennevallei wordt verder nog ontsloten door de spoorlijn Brussel-Bergen die werd aangelegd vanaf 1838 en ingehuldigd op 17 mei 1840. Vooral de komst van de textielfabriek Rey Ainé in 1851 was van fundamenteel belang voor de verdere ontwikkeling van de gemeente vooral met betrekking tot de bevolkingstoename in relatie tot de werkgelegenheid. Henri-Joseph Rey (1795-1870) was een industrieel die na enkele textielondernemingen te hebben opgericht in de Brusselse en de Gentse regio, in Ruisbroek startte met een mechanische tafellinnenweverij met 500 weefstoelen in de Fabriekstraat; hiervoor verwierf hij circa 30 ha grond tussen de huidige Wandelingstraat en de Villalaan, een zone die toegang gaf tot potentieel enorme watervoorraden, nodig voor het bleekproces. Door haar buitenlandse afzet verwierf de onderneming een internationale bekendheid en breidde de werkgelegenheid zich snel uit. H.J. Rey vertoonde bovendien een sterke sociale bewogenheid. Hij richtte onder meer de vrije meisjesschool op in 1865 (Fabriekstraat nummer 3). Een van zijn voornaamste zorgen betrof echter de huisvesting van zijn werknemers; diverse woonprojecten werden op zijn initiatief gerealiseerd; zo liet hij al circa 1857 in de Fabriekstraat (de huidige nummers 221-237) enkele woongelegenheden bouwen naar ontwerp van architect J.P. Cluysenaar, die ook verantwoordelijk was voor de bouw van het kasteel van de familie Rey in de aangrenzende gemeente Drogenbos, zie Drogenbos Grote Baan nummer 202. Omstreeks de eeuwwisseling werden ook nog een 80-tal woningen gebouwd in de Reystraat als gevolg van een wens die H.J. Rey uitdrukte op zijn sterfbed; ze werden in de jaren 1970 gesloopt voor de oprichting van de Europawijk. Naast de textielnijverheid omvatte de oude Ruisbroekse industrie ook bedrijven uit de metaalsector: zo waren er vier ijzergieterijen, waarvan er drie gelegen waren in de huidige Gieterijstraat, zie benaming.

Inherent aan de ontwikkeling van de nijverheid werd een enorme bevolkingstoename geregistreerd. Nieuwe huisvestingsprojecten drongen zich op. Nog voor de Eerste Wereldoorlog werd een aantal nieuwe straten getrokken, de overige werden geleidelijk verhard en gemoderniseerd; zo werd de Fabriekstraat voor het eerst gekasseid in 1838, de Kerkstraat en de Meerweg in 1888; in korte tijd bereikte de bouwdichtheid haar hoogtepunt. Tijdens het Interbellum kwamen vooral de zogenaamde binnenstraten tot ontwikkeling, dit wil zeggen de straten tussen de spoorlijn en de hoofdas, waaronder de Pieter Cornelisstraat; volgens literatuurgegevens bouwde de in 1929 opgerichte huisvestingsmaatschappij "Ruisbroekse Haard" in deze nieuwe straat 24 sociale eengezinswoningen in 1930, in 1931 gevolgd door nog eens zestien woningen en twaalf appartementen op de hoeken met de pas aangelegde Jan Ruusbroecstraat. Het volledige ensemble werd echter al in 1930 ingetekend op het kadaster. Van belang in deze context is ook de verbreding van de vaart in de periode 1928-1932; vooral de ligging en het profiel van de waterweg ondergingen een ingrijpende wijziging. Deze aanpassingswerken hadden ook een weerslag op de directe omgeving. Het Sasplein werd meer naar het westen verlegd en het tracé van de Groot-Bijgaardenstraat werd verschoven; daarbij werd een hele reeks huizen gesloopt.

Vanaf de jaren 1950 werd geleidelijk werk gemaakt van de verkaveling van het zogenaamde Broek in de richting van het beemdengebied, ten oosten van de hoofdas. Meerdere nieuwe straten, alle doodlopend op de Laak, werden gecreëerd op verhoogde grond. Een gedeelte van deze nog grotendeels onbebouwde omgeving was inmiddels vrijgekomen door het slopen van de textielfabriek Rey-Ainé die in 1960 ophield te bestaan en gelegen was tussen de huidige Wandelingstraat en de Villalaan; vanaf 1961 werden deze gronden ingepalmd voor 144 nieuwe woningen; de reeks naoorlogse verkavelingen werd echter al aangevat in 1954 met de bouw van 40 eengezinswoningen in opdracht van de "Ruisbroekse Haard" in de Alfons Vandenboschstraat, in 1960 uitgebreid met 46 appartementen op de hoek met de Fabriekstraat. Naderhand volgden ook de Vredelaan en Laekebeeklaan (1957), de Philippe Destrijkerlaan (1968) en uit dezelfde periode dateert ook de bebouwing in de omgeving van de huidige Hengststraat. Ondanks de aanleg en bebouwing van al deze straten bleef het basispatroon ongewijzigd; de meest fundamentele verandering betrof de aanleg van de E19 Brussel-Parijs. Het traject Drogenbos-Halle waartoe ook de Ruisbroekse sectie behoort, werd opengesteld op 22 mei 1969 en doorsnijdt het nog overblijvende groene deel van de deelgemeente; aan weerszijden werden dienstencentra opgericht terwijl de sterk verhoogde bermen een verdediging vormen tegen mogelijke overstromingen van de Zenne. Sterk beeldbepalend zijn ook de op- en afritten nabij de grens met Drogenbos.

Thans doorsnee-industriegemeente en tegelijkertijd de meest verstedelijkte deelgemeente van Sint-Pieters-Leeuw. Ruisbroek heeft de vorm van een langgerekt straatdorp met sterk verspreide arbeidershuisvesting ofschoon het contrast tussen de oudere bebouwing ten westen van de Karel Gilsonstraat-Fabriekstraat en de planmatige aanleg met recentere woningen ten oosten duidelijk merkbaar is. De oudste arbeidershuizen vertonen het gebruikelijke volume uit de tweede helft van de negentiende of de eerste decennia van de twintigste eeuw: rijwoningen van twee traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak. De kleinschaligheid overheerst, maar het uitzicht is niet echt homogeen; voorbeelden zijn onder meer te vinden in de Brugstraat, Gulden-Bodemplein, Boomkwekerijstraat, Schoolstraat, Gieterijstraat en de pare zijde van de Reystraat; de onpare zijde in deze straat wordt thans ingenomen door sociale woningbouw in de vorm van flatgebouwen, de zogenaamde Europawijk uit de jaren 1970, zie de gevelsteen in nummer 38 met vermelding van 1976 als jaar van de eerstesteenlegging. De woningen in het oostelijk deel van de gemeente sluiten aan bij de sociale huisvesting vanaf de jaren 1950; de oudste zijn te vinden in de Alfons Vandenboschstraat; het gaat hier om woonblokken van vier wooneenheden van 1954. Recentere sociale woningbouw in de vorm van eengezinswoningen met keldergarage en flatgebouwen, opgericht door de Ruisbroekse Haard in de tweede helft van de jaren 1960, is te vinden in de Hengststraat en aanpalende straten (1967-1969). De voorheen agrarisch activiteit is zo goed als verdwenen. De industriële vestigingen zijn vooral te situeren in de nabijheid van het Kanaal Brussel-Charleroi, de spoorlijn en de autosnelweg Brussel-Bergen. Kasteel "De Helle" en het omringende parkdomein vormen tot vandaag een opmerkelijke, groene enclave nabij de dorpskern.

  • Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Sint-Pieters-Leeuw, afdeling VII (Ruisbroek), Pieter Cornelisstraat: 1930/20.
  • DE MAEYER J. e.a., Geuren en Kleuren. Een sociale en economische geschiedenis voor Vlaams-Brabant, 19de en 20ste eeuw, Leuven, 2001, p. 50-51.
  • DIRIKEN P., Geogids Centraal Pajottenland, Gooik - Lennik - Sint-Pieters-Leeuw, s.l., 1993, p. 115-116.
  • DULLEKENS L., PATERNOSTER A. en VANDENBOSCH A., Ruisbroek, wegen en straten, in Lewe, jaargang 18, nummers 3-4, 1999.
  • HASQUIN H., Gemeenten van België. Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek II. Vlaanderen-Brussel, Brussel, 1980, p. 934-935.
  • Ons erfgoed in Woord en beeld, Themanummer, in Lewe, jaargang 25, nummers 2-3-4, 2006, p. 10.
  • THEYS C., Korte Geschiedenis van Ruisbroek (Brabant), Brussel, 1940.
  • THEYS C., Ruisbroek tussen Zenne en Zoniën, in Toerisme, 1936, nummer 30; heruitgave in Lewe, jaargang 16, nummers 3-4, 1997, p. 5-20.
  • VAN MIEGHEM A., Ontstaan van Sint-Pieters-Leeuw, in Hallensia, jaargang 15, nummer 4, 1993, p. 3-15.
  • WAUTERS A., Histoire des environs de Bruxelles, Boek 10-A, Heruitgave van de originele tekst van 1855, Brussel, 1973, p. 141-155.

Bron: KENNES H. met medewerking van VAN DAMME M. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Sint-Pieters-Leeuw, Deelgemeenten Sint-Pieters-Leeuw, Oudenaken, Ruisbroek, Sint-Laureins-Berchem en Vlezenbeek, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB8, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Ruisbroek [online], https://id.erfgoed.net/themas/14303 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.