Landelijk dorp met een oppervlakte van 691 ha en 814 inwoners (01.01.01). In het noorden grenzend aan Kruishoutem, in het oosten aan Wannegem-Lede en Wortegem-Petegem (Ooike), in het zuiden aan Wortegem-Petegem en in het westen aan Waregem (West-Vlaanderen). Golvend landschap op de grens van Zandig- en Zandlemig Vlaanderen, aan de Maalbeek, ook Zaubeek, een zijbeek van de Leie, de Hollebeek en de Cordaelbeek. Volgens de hoogtelijnen in drie zones op te delen: het benedendorp met laagst gelegen gronden op 17,5 m, het doprscentrum op de helling met kerk op 52,5 m en de hoogste delen opklimmend tot 67,5 m.
Mogelijk een prehistorische waternaam die later als Latijns nucarium respectievelijk nucarias of "plaats waar okkernoten groeien" opgevat werd.
Prospecties in 1981-82 leverden talrijke prehistorische en Gallo-Romeinse oppervlaktevondsten die minstens wijzen op een zeer vroege menselijke activiteit in het gebied en een nederzetting uit de midden Romeinse periode laten vermoeden.
Oudste vermelding nochere, van 1154-55, met als eerst gekende heer Ghyselbrecht van Pamele-Oudenaarde. Gedurende eeuwen via erfenis in bezit van belangrijke adellijke geslachten. In 1657 tot baronie verheven ten voordele van J.C. de Grass (confer voorstelling kasteel bij Sanderus, 1641). In 1727 voor het eerst verkocht; nieuwe eigenaars wordt M.X. de Ghellinck die het kasteel vernieuwd (confer Sanderus, 1735).
De heerlijkheid maakte deel uit van de kasselrij Oudenaarde. Op kerkelijk vlak afhankelijk van het bisdom Doornik tot 1559, nadien van het bisdom Gent. Het kapittel van Onze-Lieve-Vrouw van Laon (Noord-Frankrijk) was de grote tiendeheffer van de kerk.
In de 18de eeuw belangrijke linnennijverheid met een sterk toenemende bevolking. Sporen van vlasrootputten onder meer op de plaats de Roeitjes en verschillende poelen in de Nokere meersen verwijzen naar de vlasteelt in de streek. Teruglopende bevolking de laatste decennia door geïsoleerde ligging. Thans nog landbouwgemeente met verschillende behouden, doch vaak reeds aangepaste of "gefermeteerde" omwalde pachthoeven zoals het "Tsjoensgoed" op de grens met Kruishoutem, het "Goed te Smoor" of de hoeve in de Wildendriesstraat. Heden voornamelijk woongemeente voor pendelaars.
- BOHEZ S. - JOOSEN - SIMOENS I., Nokere, Nokere, s.d.
- CASTELAIN R., Ontstaan van de heerlijkheid Nokere en haar feodale structuur (12de - 16de eeuw), in De Gaverstreke, XX, 1992, p. 247-268.
- KINDS L. e.a., Acht Eeuwen Nokere, s.l., 1996.
- TACK L., Archeologisch onderzoek van de gemeente Nokere: prospectie - analyse - synthese, onuitgegeven licentiaatsverhandeling RUG, 1982.